Over mijzelf

Owen van BuurenMijn naam is Owen van Buuren. Ik ben een fictief persoon die een rol speelt in het art levende kunstlaboratorium  www.vaaggrond.nl. Hierbinnen ontwikkel ik mijn persoonlijkheid. Dit doe ik vooral door te communiceren via social media.

Vaaggrond is gelegen in de buurtgenootschap ‘De Vlut’.  Een gehucht in de gemeente Veldhoven. Ik twitter over van alles en nog wat.  Daarnaast betrek ik je bij de ontwikkeling van Vaaggrond. De midwinter expositie staat voor de deur. Als je wilt, kun je vriend van mij worden. Ik maak heel veel mee, want investeer in het leggen van contacten. Soms ben ik iets te brutaal, dan bied ik mijn excuses aan. Soms ben ik iets te lief. Dat schept verwachtingen. Vaak schrijf ik gedichtjes. Precies 140 karakters lang.

Ik ontwikkel mij virtueel. Eigenlijk ligt niets vast, maar alles is in beweging. Ik kom en ga, verschijn en verdwijn. Ik creëer mijzelf zoals ook echte mensen dat doen. Wij mensen zitten in een belangrijke overgangstijd. We leggen fysiek en virtueel contact. Wie is die ander? Wie zijn wij? Wie of wat ben ik? Praat ik via twitter met een alias, een fakefiguur of misschien wel een robotachtige? Hedendaagse veranderingen zijn technologisch dermate complex, waardoor ze op individueel nauwelijks zijn te bevatten. Laat staan aan te sturen. Organisaties kantelen, wij werken niet meer voor een baas, maar functioneren creatief en vanuit probleemoplossend vermogen in netwerken. ‘De baas’ is een abstract begrip geworden. Dat lijkt nu meer iemand te zijn die een bedrijf ‘instapt’ en in een mum van tijd met een zak geld weer de deur uitloopt. En de hele organisatie is erop gericht om ‘de baas’ daarbij te helpen. Maar wat betekent dat voor de mensen die er werken? Hoe gaat dat in onze samenleving nu de kloof tussen rijk en arm toeneemt? Wat betekent dat voor onze kinderen en hún kinderen. Steeds meer kinderen worden buitengesloten en kunnen niet deelnemen aan kennis vergaren en kennis ontwikkeling. Het boeiende aan Owen is dat hij kan uitlokken en oproepen. Hij kan schoppen en rebelleren. En hij kan vlijen en uitnodigen tot vrijen. Eigenlijk kan Owen alles, maar zijn gedrag past zich aan bij de reacties van het publiek. Zijn ‘ik’ bestaat bij de gratie van anderen. Hij is overigens boos op mensen die antwoorden hebben, die weten hoe het leven in elkaar zit. Die hun eigen levensoplossingen aan anderen verkopen. Daar zet hij zich verontwaardigd tegen af.

Als je een reactie bij mijn blogs plaatst, dan ga ik daar wellicht iets mee doen. Zeker als het aanzet tot nadenken. Wie weet, lees je straks het een en ander over jezelf. Soms gebruik ik iets, wat je tegen mij hebt gezegd. Alleen altijd anoniem en zonder dat jij daar in het herkennen bent. Als jij dat wilt, mag je kennis met mij maken via facebook of twitter. Wil je mailen? Ga je gang: owen.van.buuren@gmail.com. Je krijgt altijd antwoord. Ik hoop binnenkort van je te mogen horen, of wellicht te lezen.

Graag tot ziens,
Owen van Buuren

Gemeente legt renovatie stil

Els Börger ontwikkelt activiteiten op en vanaf haar bosperceel in het buitengebied van Veldhoven. Eén van die activiteiten is www.vaaggrond.nl. Doordat zij mensen bij de opbouw van haar exposities en kunst betrekt, maakt zij onderdeel uit van de lokale buurtgenootschap.

Daarnaast is zij ook geen onbekende meer in de wereld van kunst en cultuur. Deze profilering lijkt nu in één pennenstreek ongedaan gemaakt te kunnen worden. Lees en huiver. Maar Vaaggrond zou Vaaggrond niet zijn, als ik hier geen koppeling maak met kunst. Vaaggrond maakt geschiedenis door het schrijven van verhalen. Ik maak daar zelf onderdeel vanuit.

Het idee
Bij hedendaagse kunst is het onderliggende idee belangrijker dan het werk op zich. Het werk is niet meer dan de vormgeving van dat idee. De kunstenaar doet onderzoek om de werkelijkheid te doorgronden. Hij probeert die uitkomsten van dat onderzoek te vertalen in beelden. Vooral beelden waarin zijn eigen hand is te herkennen als een uniek handschrift.

IMG_2194 Plaquette van Liesbeth Doms (Foto.)
Liesbeth Doms is ook zo’n kunstenaar. Zij is woonachtig en werkzaam in Antwerpen. Wat haar vooral boeit, is de manier waarop wij mensen winst en verlies met economische modellen construeren en vooral ook hoe wij manipuleren of gemanipuleerd worden.
Liesbeth doet onder zoek naar het gedrag van mensen in de zaken- en bankwereld. Zij leest wetenschappelijke artikelen, en luistert naar lezingen van hoogleraren. Al het materiaal dat zij vindt, gebruikt zij in haar werk. Soms letterlijk, maar ook door zich erdoor te laten inspireren.

Zij plaatste tijdens de midwinter expositie 2012-13 een plaquette. Voor dit werk verrichtte zij onderzoek naar de ligging van Atelier Els Börger. Liesbeth raakte geboeid door het thema ruilverkaveling, én in het herindelingsplan, dat momenteel over het buitengebied uitrolt en in de grondprijs een rol is gaan spelen.
Wat de grondprijs beïnvloedt, is de ligging, de bestemming zoals: bouwgrond, akkerland en bosgebied. Vanzelfsprekend. De waarde wordt immers bepaald door wat je er mee mag doen. Atelier Els Börger is als belanghebbende betrokken bij die ruilverkaveling.

IMG_0386[1]

Sommige plekken in het buitengebied krijgen te maken met waardedaling of op andere locaties vindt waardevermeerdering plaats. Liesbeth wilde met haar plaquette deze waardebepalingen beïnvloeden. Haar werk bestaat uit een betonnen zuil, met daarop een plaquette waarop staat:

‘Bekendmaking van een kunstingreep. De waarde van deze grond, die een oppervlakte heeft van 29,5 cm x 21 cm omvat, onderging op 14 december 2012 een stijging van 212, 80%. Deze grond van 29,5 cm x 21 cm maakt deel uit van een verkaveling dat in bezit is van privé eigenaars, de waarde van de gehele verkaveling is gestegen met een percentage van 0,532%.’
Huivering
Nu de huivering. Die vloeit voort uit de acute gemeentelijke stillegging op de renovatiewerkzaamheden van twee bouwwerken op het perceel van Els Börger. Een voormalige stal/hobbyruimte en een schuur/carport. Deze zijn in bezit gekomen na aankoop van het perceel van Els en Hans. Zij handelden ter goeder trouw, volledig in veronderstelling dat hier vergunning op was verleend. Op deze gebouwen bevond zich asbest. Als je asbest verwijdert, geldt er meldplicht. De asbest verwijdering zelf, is vervolgens aan hele strenge regels gebonden. Toen de daken verwijderd waren, vond er een gemeentelijke inspectie plaats. Ter plekke werden Hans en Els geïnformeerd, dat er op de gebouwen nooit vergunning was verleend. Op de schuur gedeeltelijk. Op de stal/hobbyruimte was de zelfs geweigerd. De vorige eigenaar bewoner heeft dit laatste gebouw er toch gewoon neergezet. Inmiddels staan beide gebouwen er zo’n 25 jaar. Alleen daar valt op zich geen enkele wijze recht aan te ontlenen. Ook niet als iedereen de gebouwen heeft zien staan, als ze in het kadasterbeschrijvingen vermeld staan, als je er onroerend zaak belasting over betaalt, en ook niet als je het toch écht op papier hebt gekocht inclusief het inschakelen van een makelaar en taxateur.

professor-people-power-300x199Met andere woorden: hier gaat het al dan niet slagen van een legaliseringsoperatie het leven van twee mensen verder bepalen.
Met andere woorden: er zijn twee gebouwen die mogelijk zelfs geheel of gedeeltelijk afgebroken moeten worden. Dat niet alleen. Het blokkeert hier de verdere beroepsontwikkeling van Els, vernietigt zeven jaar werk noeste arbeid om kunst- en cultuur. alle moeite om in Veldhoven kleinschalige kunst in de natuur te positioneren. Tot slot komt door verwijdering van panden de waarde van de grond in een vrije val terecht. Twee mensen, met een beetje pech volledig geruïneerd. Money!
Liesbeth Doms verrichtte een statement. Zij liep met haar werk vooruit op een gebeurtenis die zich nu in alle hevigheid aan het voltrekken is. Els Börger, beeldend kunstenaar, en Hans Tilman, die als coördinator aan het geheel meewerkt – beiden mijn dierbare vrienden – zitten er nu verslagen bij. Maandag gaan ze met de gemeente praten.

Stinkzwam

ImageToen ik het perceel op fietste, stond Hans mij al op te wachten met een schop en een paar stevige werkhandschoenen.

‘We gaan vandaag maar bramenstruiken steken’, zei hij. ‘Als een van de twee een schop onder de wortelstok steekt en opwipt dan kan de ander gemakkelijk de plant eruit trekken.’
‘Ik schep wel’, antwoordde ik, ‘trek jij ze er maar uit.’

Nadat we in een hoek van het perceel begonnen waren, riep hij: ‘Jéetje, wat stinkt het hier weer naar die smerige paddenstoelen.’

Met een blik van walging wees hij de dichtstbijzijnde aan.
‘Hmm,’ zei ik, ‘dat zijn stinkzwammen. Die barsten in de herfst uit hun duivels- of heksenei. Als dat gebeurt dan zwelt een stinkzwam in enkele uren op. Het is net een soort geslachtsdeel met een zwarte hoed. De Latijnse naam is Phallus impudicus. Kijk, aan de top van de eikel zit zelfs een kleine opening. Het is net een pisbuis. Dat zwart is niet echt zwart, maar als je goed kijkt olijfgroen. Dat stroperig goedje verspreidt een zoetige voze lijkenlucht. Zie je wel, daar komen aaskevers en vliegen af.’
‘Gatver,’ reageerde Hans.
‘Nou ja die likken de “eikel” schoon, omdat ze dat lekker vinden. En na de maaltijd nemen ze de sporen van de stinkzwam mee. Zo dragen de insecten zorg voor verspreiding van de stinkzwam. Ze blijven totdat de nachtvorst invalt en dan verdwijnen ze weer ondergronds.’
‘Klopt wel’, duidde Hans, ‘wat je vertelt over dat duivelsei. Toen we hier pas kwamen wonen, dacht ik dat de vorige eigenaar de speelballetjes van zijn hond in het bos had laten liggen. Ze voelden een beetje rubberachtige aan.
‘Ja,’ beaamde ik: en weet je dat er mensen zijn die zo’n stinkzwam eten, omdat ze denken dat hij lustopwekkende is: vanwege zijn vorm…?’
‘Hoe weet jij dat allemaal Owen?’, vroeg Hans.

‘Oh’, antwoorde ik,  Als we op die boomstronk daar gaan zitten, dan zal ik je dat vertellen.
Nee hè, riep Hans,  ‘Toch niet weer jouw fantasierijke verhalen ver juffrouw Hocuspocus!?’
‘Zeker’, zei ik, ‘maar er is geen woord aan gelogen.’

Hans ging naast mij op de boomstronk zitten en keek mij vragend aan.
“Ik zat nog op de basisschool in groep 4 en kreeg les van juffrouw Hocuspocus. Het moet wel in de herfst zijn geweest, want wij gingen onder begeleiding van juffrouw Hocuspocus paddenstoelen zoeken. Ja en dat waren hele thematische programma’s waar zij heel veel tijd in stak. We schilderden paddenstoelen op de ramen. Natuurlijk rood met witte stippen! En we zongen daar liedjes bij zoals: “Op een grote paddenstoel rood met witte stippen.”
En dan zei juffrouw Hocuspocus natuurlijk “paddenstoel” met een nadruk op de N. Dan keek ze mij indringend aan en zei dan: “Owen? Het is paddenstoel!” Ze drukte bij de N haar tong heel lang tegen haar gehemelte. Daarna begon ze een hele lofzang af te steken, over hoe mooi de natuur was en wat die allemaal voor ons mensen had geregeld. Op een vrijdagmiddag gingen we met z’n allen het bos in. Ze liet dan ook blijken dat je nergens aan mocht zitten en de natuur moest respecteren. RESPECTEREN, kinderen, zei ze dan. En zo trok een hele stoet met kinderen achter juffrouw Hocus Pocus aan, het Veldhovense bos in.

‘Kun je het verhaal niet een beetje inkorten?’ liet Hans mij ongeduldig weten.
‘Ok, nadat wij een paar paddenstoelen hadden gezien, riep Gerrit: ‘Getver, wat is dit voor een ding?’
Hij wees daarbij op een zo’n stinkzwam. En toen zei juffrouw Hocus Pocus met een gewichtige stem.
‘Kinderen, dit is een Phallus impudicus!’ Gerrit keek haar toen niet begrijpend aan. ‘Ja, Gerrit, dit is een Phallus impudicus.
‘Ja, ja, je weet het weer mooi te vertellen Owen’, liet Hans mij weten.

‘Nou,’ zei Jaap, dat is mooi gezegd, maar die Phallus, en nog wat, lijkt op de jongeheer van mijn vader!’
‘Bedoel je die vieze geur?’, vroeg Trudie toen.
Juffrouw Hocuspocus reageerde door een hele lofzang af te steken over hoe mooi de natuur dat allemaal voor ons mensen had geregeld. Over de bloemetjes en de bijtjes en zo.
‘Kregen jullie dan ook seksuele voorlichting van Juffrouw Hocuspocus?, vroeg Hans aan mij.
‘Nee’ reageerde ik,  juffrouw Hocuspocus was van groep 4. Seksuele voorlichting kreeg je in groep 5. En alleen maar als je via een briefje toestemming van je ouders had gekregen.’

‘Hou alsjeblieft op met je slappe geklets’, zuchtte Hans.
‘Nee nee, even serieus.Toen zei Trudie ineens, maar dat is geen bij!  Het is een strontvliegie!’
‘Ja’, memoreerde juffrouw Hocuspocus, ‘die zit daar om zich voort te planten.
Is ’t dan een vrouwtje?’, vroeg Jaap?
‘Dat weet ik niet’, reageerde Juffrouw Hocuspocus.
‘Dat moet wel’, riep Trudie.’ Die strontvlieg is toch een vrouwtje, anders gaat zij vast niet op zo’n piemeltje zitten, maar ik vind het vies.’
Juffrouw Hocuspocus stond gelijk met haar ogen te draaien en zuchtte.
Dat deed ze overigens altijd als ze het gevoel dat kinderen het niet meer konden volgen en zei: “Kinderen, kinderen. Ze doen het niet met elkaar, maar ze brengen elkaar in de stemming.”
‘Nou Hans, je had erbij moeten zijn: de hele klas ging joelen!’
Toen zei Trudie tegen juffrouw Hocuspocus: ‘Het kan toch niet waar zijn, dat zo’n klein strontvliegie zo’n ding in haar eentje omhoog uit de grond krijgt?’
En juffrouw Hocuspocus, die reageerde zoals altijd: ‘Het is vliegje en geen vliegie’. ‘Hoe kan dat nou?’, zie Trudie. Ik heet toch ook Trudie en geen Trudje?

‘Alsjeblieft STOP Owen, we gaan braamstruiken steken.
Hans wierp mij met een brede grijns zijn werkhandschoenen toe.
‘ Phallus impudicus’, mompelde hij, en spitte met een krachtige schep de stinkzwam in één schep onder de aarde.

Neptunes

IMG_2850 (Hans in Vijver social media)Het hek zit op slot. Dat wil overigens niet zeggen dat er niemand thuis is. Dat gebeurt wel vaker, want het perceel is groot. De veelheid aan bomen maakt de bostuin wat onoverzichtelijk. Als je ongenode gasten buiten wilt houden, is het zelfs verstandig om de poort gesloten te houden. Ik zet mijn fiets tegen het hek, en glip tussen de laurierstruiken door naar binnen.

Bij het grasveld aangekomen, zie ik Hans in zijn blote kont in een half gevulde vijver staan. Hij heeft kaplaarzen aan en een hark in zijn hand. Ik moet er een beetje om grinniken. Het is namelijk niet bepaald iets wat je elke dag ziet.

‘Wat ben jij aan het doen Hans?’
‘Dat zie je toch?’
‘Ja, dat zie ik, maar welke idioot staat er nu in zijn nakende niks, met kaplaarzen aan en een hark in zijn hand in een halflege vijver?’
‘Ik?’, herhaalde Hans. ‘Dat zie je toch!?’
‘Ja, dat zie ik, maar zoiets komt niet zo heel vaak voor. Heb jij te kampen met een nieuwe seksuele afwijking?’
Hans plantte met een stevig gebaar de hark naast zich in het water.
‘Jé wat kijk jij chagrijnig, meneer Neptunes. Maar wat ben je in vredesnaam aan het doen?
’Vind je dat gek Owen? Er zit een gat in het vijverfolie van hier heb ik jou daar. Er is een kei van de kant gerold. Die heeft er een gat in geslagen. Kijk maar!’
‘Hè? Hoe kan dat nou? Zo’n zware kei. Die rolt toch niet zomaar vanzelf van de kant?’

‘Ik begrijp er ook niks van. Vanmorgen was er nog niks aan de hand. Toen riep Els nog:   “Moet je nu eens kijken! Allemaal jonge eendjes. Wat een leuke doppies!
‘Jonge eendjes? “
‘Wanneer bij ons eenden in de vijver landen, kondigt de lente zich aan. Ja, en dat maken we nu voor de zesde keer mee. We zien altijd één vrouwtje die meerdere mannetjes achter zich aan heeft zitten. Dat beest moet écht een uithoudingsvermogen hebben, van hier heb ik jou daar.
‘Hoezo? Uithoudingsvermogen?
‘Nou om de haverklap is er een mannetjeseend die haar bespringt, onder water duwt en verkracht. Toch lijkt het haar weinig te deren. Ze komt boven, kwaakt wat, schudt wat met haar kop en staart en zit onderwijl wat eendenkroos op te vissen. En als ze op de kant komt, dan is er altijd wel weer een mannetje dat ongemerkt achter de rug van andere mannetjes om haar probeert te versieren. Nou versieren? Het is meer een kwestie van “nemen”. ‘

Als Els dat ziet roept ze: ‘Och wat erg! Wat verschrikkelijk. En weet je wat zo vreemd is?’
‘Nee.’
Als het “gedol” is afgelopen, dan is het een tijdje stil. Dan hebben we geen idee waar die eenden zijn gebleven. Het vrouwtje moét ergens zitten te broeden, want iedere jaar glijdt zij in het water met een stel doppies achter zich aan. Ze zwemmen wat rond, maar ’s avonds zijn zij als bij toverslag  verdwenen. Vreemd, vind je niet?’
‘Ja, heel vreemd.’
‘Maar wat heeft dat nu met die steen te maken?’
‘Geen idee, maar nu die eend er niet meer is, is er wel een gat in de vijver geslagen! En nu hark ik maar gelijk het waterpest eruit en maak de bodem schoon. En om het gat te kunnen plakken, moet er ook nog flink wat water uit gepompt.’

‘Maar zou je geen onderbroek aantrekken?’
‘Hoezo, aantrekken? Er is toch niemand’?
‘Ik ben er toch?’
‘Ja, wat kan dat schelen. Jij bent door de heg geglipt. Ik geef geen aanstoot, maar jij neemt aanstoot.’
‘Hallo, meneer Neptunes, ik ga mijn fiets binnen zetten, en kom je wel helpen. Als je maar niet denkt dat ik ook in Adamskostuum te water ga.’

‘Liever niet,’ zei Hans. ‘Stel je voor dat er nóg iemand door het hek glipt. Wat moet die wel niet van ons denken?’

Injectie

InjectieVanmorgen vroeg ben ik langs Vaaggrond gefietst. Ik was benieuwd hoe het met Els zou zijn. Had ze nog steeds zo’n pijn in haar arm? Toen ik haar zag zitten, was die vraag snel beantwoord.
“Als een boer met kiespijn, ” zeggen ze wel eens. Ze had opnieuw een hele nacht niet geslapen en zo’n beetje stoned in een stoel gehangen. Alleen nu was de ‘trip’ wel zo ongeveer uitgewerkt. Om twaalf uur moest ze opnieuw bij de dokter zijn.
“Het is te hopen, dat ik niet nog een keer onderuit ga!” benadrukte ze bezorgd.

“Welnee joh, dat was gisteren, vandaag is alles weer anders. Weet je wat je doet? Neem een uur voor tijd nog zo’n pilletje in.”
“Wil jij met Els naar de dokter?” vroeg Hans. “Ik zit met een ingewikkelde klus op mijn werk. Gisteren hakte de mantelzorg, die ik verleende, er ook al flink in. Als je het goed vindt, stap ik op de fiets. Neem jij met Els de auto. En ik denk dat je haar een goede tip gaf, wat betreft dat pilletje, maar houdt haar ook een beetje in de gaten, want alleen bij het woord ‘dokter’ trekt ze al wit weg.” Hans keek bezorgd.
“Ok, ik heb vandaag genoeg ruimte, want heb geen afspraken,” antwoordde ik . “Kan ik je bellen voor het geval er toch iets mocht zijn?”
No problem.” Hans pakte aarzelend zijn spulletjes bij elkaar. Hij vertrok naar zijn werk richting Eindhoven. Rond de klok van elf nam Els haar pilletje. Na ongeveer een half uur maakte ze op mij een lichtelijk beschonken indruk.

“Gaat het Els?”
“Huh, als ik die prik maar heb gehad. Ik hoop niet dat die stommelingen weer gaan vertellen wat ze aan het doen zijn.”
“Ja, Els, maar dat hebben dokters en verpleegkundigen juist geleerd, alleen dan kun jij maar beter zélf het initiatief nemen en zeggen dat ze dat bij maar niet moeten doen. Zullen we gaan?”
We reden zwijgend richting huisarts, Wanneer ik even naar rechts keek, zag ik dat Els haar arm ondersteunde. Ze keek met een bedrukt gezicht strak voor zich uit. Niks zeggen, dacht ik nog, dat lijkt me het beste. We namen plaats in de wachtkamer en konden in een zeker opzicht de behandelkamer inkijken.
“Als ik nu maar niet op dat behandelbed hoef te liggen.”
“Nou dat geeft toch niet? Dan kun je net zoveel flauwvallen als je zelf wilt.”
“Geen denken aan. Ik zit het liefst gewoon op een stoel. Een met leuningen, dan kan ik steunen.”
“Dan nemen we toch gewoon een stoel mee uit de wachtkamer?”Onderwijl keek ik naar iets bruikbaars door de open deur naar de behandelkamer.
Of zou die stoel iets zijn, die ik naast die tafel daar zie staan?” Els rekte zich uit, en bewoog zich in mijn richting, zodat zij ook in de behandelkamer polshoogte kon nemen.
“Ik denk het wel Owen.”
“Mooi, dan zeg je tegen de dokter dat je op die stoel wilt zitten, en dat ze niks mag zeggen over wat ze aan het doen is.”
“Ze moet gewoon zeggen dat ze bijna klaar is, of misschien dat ze klaar is.”
“Zo is het Els, neem zelf de regie, en dan gaat het allemaal een stuk gemakkelijker.”
Door het glazen raam zagen we de dokter en de assistente aan komen lopen.
“Ha mevrouw Börger, weer wat beter dan gisteren?”
“Deels, als ik maar zo’n pilletje neem, dan gaat het wel. Maar voor u begint, mag ik soms in die stoel zitten, want ik denk dat ik dan steun aan die leuningen heb.”
“Wilt u dat mevrouw Börger? Liever niet op de behandeltafel, gewoon een beetje achterover steunen?”
“Nee, nee, ik zit liever! En nog iets; vertel mij maar niet wat u aan het doen bent. Ik word er niet goed van.”
“Als u dat liever niet heeft, dan doen we dat toch niet!?”

Onderwijl zat de dokter in een laatje te rommelen.
“Het was toch 50 milligram? Of is het weer een andere verpakking?” Ze schudde met het laatje en rommelde er nog eens extra met haar hand doorheen.
De assistente stond op het punt om de behandelkamer te verlaten.“Ik zal eens navragen bij de apotheek,” riep ze.
“Hé, wacht eens….. Hier heb ik hem!” Triomfantelijk stak de arts de ampul omhoog die kennelijk voor de injectie bedoeld was.
Onderwijl zat Els, in haar stoel met leuningen, recht tegenover mij en keek mij aan, zonder met haar ogen te knipperen. Haar oren gespitst dat wel. Recht voor zich uit kijken, daar was zij vandaag behoorlijk goed in, dacht ik.
“U bent redelijk ontspannen meneer.”
“Ja ik wel. Het zou overigens een mooie boel worden, wanneer u mij vandaag van de grond moet tillen. Leuk voorval denk ik, zo voor het weekend. Kunt u thuis een boeiend verhaal vertellen.”
De arts glimlachte. Ze hief de spuit omhoog en spoot een klein straaltje in de lucht om te ontluchten. “Ik zeg niks hoor mevrouw Börger.
“Nee zegt u maar wanneer het klaar is.”

Omdat ik zag dat de naald zich langzamerhand een weg baande richting de schouder van Els, vroeg ik: “Is het een soort doop waarmee je twee keer zo snel sleuven in de grond kunt graven?”
“Mevrouw Börger graaft u sleuven? Waarvoor dan?”
” Nou voor mijn atelier, want die moet nu eens echt worden opgebouwd. Kijk ik ben beeldend kunstenaar en het atelier dat gebouwd moet wor ….. “
“Mevrouw Börger, ik ben klaar. Hoe vindt u dat?”
“Meent u dat nou? Bent u klaar?”
“Zeker, u mag naar huis.”
“Zie je wel,” reageerde Els, “het werk echt!” Opgelucht trok ze met haar linkerhand haar vest over haar rechterarm.
“Kom,“ zei ik, we gaan naar huis, naar Vaaggrond”
Toen we weer terug reden, moest Els, ondanks haar pijn, af en toe grinniken: “Zie je wel, ik heb gelijk, het werkt écht.”

Stommelingen!

Stommelingen!Nu de vakantieperiode aanbreekt, heb ik het als organisatieadviseur een stuk rustiger. Komkommertijd. Een mooie gelegenheid om op een doordeweekse dag langs Vaaggrond te fietsen. Gewoon bij de vijver zitten. De zon op je huid laten schijnen. Toen ik op het perceel arriveerde, zaten Els en Hans in de tuin. Els kan graven als een bootwerker, maar dit heeft kennelijk toch zijn grenzen.

Haar gezicht stond op half zes. Ze had tranen in haar ogen en zat er helemaal doorheen. “Wat scheelt eraan?” vroeg ik.
Ze zei:  “Ik heb al twee nachten niet geslapen, want heb zo’n ellendige pijn in mijn schouder en arm! Dat komt van al dat graven!” Terwijl ze dit vertelde,  zag ik dat ze haar rechterpols ondersteunde met haar linkerhand.

‘Ja,’ liet Hans weten. “We gaan zo naar de dokter. Misschien kan die er iets aan doen?”
“Hans heeft net de spoedlijn gebeld, die mafketel,” grinnikte Els.
“Natuurlijk! Ik vind het wel spoed als jij de hele nacht opzit en ligt te kronkelen van de pijn. Je ogen waren net zo groot als theeschoteltjes! Ze werken in de dokterspraktijk met een keuzemenu. Nou optie één is spoed, dan hoef je niet het hele bandje af te luisteren en je hebt meteen iemand aan de lijn. We kunnen nu vrijwel direct terecht. Ik zet Els af in de wachtkamer. Onderwijl ga ik  boodschappen doen. Handig toch?”
“Goed idee,” beaamde ik. “Als jullie weg zijn, ga ik grasmaaien.“

Nadat ik de grasmaaier weer in de schuur had geparkeerd, kwamen Els en Hans weer het perceel oprijden. “En?” vroeg ik.
“Klote,” zei Els.
“Klote?”
“Ja, de dokter wilde een spuit zetten, maar dat is niet gelukt” antwoordde ze.
Hans reageerde: “Els heeft een slijmbeursontsteking in haar schouder. Ze heeft haar arm volledig overbelast. Een injectie zou kunnen helpen, maar ze is van haar stokkie gegaan.”
“Van haar stokkie gegaan?” vroeg ik. Terwijl ik dit zei, bedacht ik waar deze uitdrukking vandaan moest komen. Iets met kippen, of papegaaien? Nee, nu even niet aan denken, vermaande ik mijzelf. Els heeft aandacht nodig!

“Stommelingen,” mopperde Els. “Ze moeten niet tegen mij zeggen: Nu pak ik de naald. Ik breng hem naar binnen. Nu ga ik zoeken waar ik moet zijn, dus dit kan even zéér doen.  Gaat het wel goed met u? U ziet nogal wit. Verdorie, denk ik dan, ze zitten gewoon met een naald in je lijf te poeren.  Ik voel mezelf dan wegglijden.”
Hans grinnikte: “Toen ik aankwam, zaten de huisarts en de doktersassistente met Els in de spreekkamer. Els lag als een vaatdoek op de behandeltafel.”
“Ik denk dan het beter is als u morgen terugkomt, mevrouw Börger. Want uw lijf staat op scherp. U staat stijf van de adrenaline. Dit gaat niet meer lukken. Ik weet het zeker; komt u morgen maar terug!”
De huisarts had haar onderwijl begripvol aangekeken.  Hans vertelde dat hij nog even had aangedrongen. Maar de assistente was alweer bezig om de injectiespulletjes op te ruimen.
“Nou ja. Ze heeft nu gelukkig pijnstillers, dus wellicht komen we zo de nacht wel door?” vroeg Hans zich hardop af.
“Ik hoop het,” kreunde Els.
Hans bracht haar naar de huiskamer en zorgde ervoor dat ze, voor zover mogelijk, comfortabel op de bank lag. Hij gaf haar een glas water. De eerste pijnstiller gleed naar binnen.

“Laat mij maar,” zei Els. Hans en ik gingen in de tuin zitten, trokken een flesje bier open en snoven  de geur van vers gemaaid gras op.

“Dat komt nu van al dit gegraaf,” benadrukte Hans. “Ze noemen Els hier in de buurt al: “het molleke”. Ze staat de hele dag sleuven te graven om leidingen onder de grond te kunnen stoppen. Alle Vlutters vinden haar een echte Oerse, ook al komt ze uit de Kwakel. Het leuke van de Vlutters is dat de vrouwen, net als de mannen, hun handen uit de mouwen steken. Voor een buurgenootschap, zoals hier, zijn deze karaktereigenschappen belangrijk. Als je zoiets doet, hoor je er écht bij. Het molleke!” Hij grijnsde.

“Moet je niet even bij Els gaan kijken?” vroeg ik.
“Ok,” zei Hans.
Toen hij terug kwam, vroeg ik: “En?”
“Niet te geloven,” zei Hans. “Ze is zo stoned als een deur!”

Ploeps weg!

Oeps 2Midden februari was een regenpijp van de dakgoot verstopt. Reden tot zorg. Water in huis! Mogelijk was de verstopping veroorzaakt door een soort stalen roostertje wat Els erop had geplaatst. Het leek handig, zo’n roostertje. Er verdween geen blad meer in de regenpijp. Maar bij het schoonmaken van de goot was hij, volgens Els: “Ploeps weg!”

“Hoezo ploeps weg?!” had Hans nog gevraagd. “Nou ineens schoot hij uit mijn handen en toen: ‘Ploeps weg!’ Daarna de verstopping.”
“Als dat maar goed komt” had Hans nog gezegd.

Hans doet zo’n beetje alles zelf.
Hij is naar de bouwmarkt gestapt en kocht een hogedruk ontstoppingslang; ‘€ 100,-.‘
Als je een bedrijf laat komen, ben je dit bedrag al kwijt als ze het perceel oprijden,’ zei hij.
Hij pakte zijn ‘schat’ uit de verpakking en hield het trots omhoog.
“Een kwestie van aansluiten op de Karcher. Je laat de kop in de regenpijp zakken en als het water met kracht naar achteren spuit, graaft de spuitkop zich een gat door de verstopping om vervolgens alles los te blazen. Mooi!”
Inderdaad. Nadat de spuitkop zich een weg had gebaand door de regenpijp gorgelde plotsklaps het water naar beneden. Weldra was de dakgoot weer keurig leeg.

“Ik denk dat ik die andere regenpijp ook maar schoonblaas, want daar zit ongetwijfeld eveneens bladafval in” had Hans gezegd. Hij voegde de daad bij het woord. Zo’n beetje 15 meter slang baande zichzelf een weg in de andere regenpijp. “Kijk” zei Hans: “De techniek staat voor niets.” Hij stond erbij te grijnzen. Keurig netjes bewoog hij de hogedrukslang heen en weer. Hij liet hem beetje bij beetje vieren.
Op een gegeven moment zei de hogedrukslang: “Klik!” Hij zat vast. Muurvast. Met geen mogelijkheid liet de slang zich nog maar één centimeter terughalen. Zo vast als een huis. “Verdomme!” riep Hans.
Dit alles hartje winter. Zweetdruppeltjes parelden op zijn hoofd. Wat hij ook deed, niets lukte. Uiteindelijk gaf hij zich gewonnen. Hij heeft de slang laten zitten. Dat is niets voor hem. Iedere keer opnieuw keek hij naar de hogedrukslang die ondeugend uit de goot bleef hangen.
Steeds stelde Hans zichzelf de brandende vraag: “Hoe is dit nu mogelijk en waar zou dat ding vast kunnen zitten?”
Er liepen afvoerleidingen, langs het plafond, dwars door het huis en onder het mooie terras met in cement gegoten plavuizen.
Zoek- en luistertochten leverden geen enkel resultaat op. Nu was het juni. De hogedrukslang stak nog steeds met zijn staart uit de regengoot.
Nadat Els, vlak naast het terras, een nieuwe sleuf had gegraven, dook er ineens een afvoerbuis op.
“Waar komt die vandaan en waar zou die naartoe gaan? Zou de hogedrukslang soms daar doorheen lopen?” vroeg Hans zich af. Samen zijn we aan de slag gegaan. Ik gooide een emmer water door de regenpijp. Hans luisterde, stevig met zijn oor gedrukt tegen de pijp die onder de grond doorliep, of hij iets hoorde.

“Ik hoor water lopen!” riep hij. “Dan moet die hogedrukslang niet onder het terras en ook niet door het huis lopen, maar gewoon de tuin in. Waar zou die naartoe gaan? En waar zou die stoppen?”
We besloten om de afvoerpijp te volgen en uit te graven. Allengs zakte dit ding schuiner de grond in. Zo langzamerhand stonden we in een sleuf van wel 5 meter lang en zo’n 70 centimeter diep;  totdat de afvoerpijp ineens een knik maakte en tegen een ondergrondse stenen muur aan leek te botsen.
“Ik denk dat het een soort ondergrondse waterput is” zei ik. “Dat kan bijna niet anders.”
“Je hebt volgens mij gelijk” benadrukte Hans. En zo waar, toen we de stenen muur hadden blootgelegd, konden we zien dat het een oude gierput was. De afvoerpijp zat er onder de grond ingestoken. Gelukkig zat hij met de Franse slag ingesloten. In een mum van tijd waren de stenen losgewrikt. We konden de afvoerpijp nu gemakkelijk omhoog tillen. En, ja hoor, daar zat hij. De hogedrukslang. Ik bevrijdde hem uit zijn klempositie. Zonder enige krachtsinspanning trokken wij hem uit de afvoerpijp vanuit de regengoot weer terug. Hans slaakte een zucht van verlichting: “Dondeju, ik durf dit ding nergens meer in te steken!” “Stel je voor: “Ploeps weg!””

Penopauze

barcelona2011 146Als je 52 bent, en onlangs gescheiden, dan gaat alles even niet van een leien dakje. Je wilt het eigenlijk het liefst allemaal zo snel mogelijk verwerken. Als het kan forceren, maar tegelijkertijd is er ook het besef dat dit alles met emoties gepaard gaat en tijd kost. Veel tijd. Af en toe kijk ik in de spiegel en denk; daar sta je dan: beginnend buikje, grijze haren en een gelaat dat al begint te tekenen.

Onaantrekkelijk? Nee, dat niet. Mocht ik wat meer in de smaak willen vallen bij de andere sexe dan zou ik wel iets aan mijn uiterlijk kunnen doen. Je ziet het wel vaker. Mensen zijn gescheiden en zijn op zoek naar een andere partner. Er komen nieuwe en vlottere kleren aan te pas.De conditie moet worden verhoogd, het uiterlijk moet er verzorgder uitzien en de te vele pondjes moeten eraf. Soms zou ik willen dat ik heel bijzonder en anders was, maar moet constateren dat al deze universele wetmatigheden ook op mij van toepassing zijn.

Ik verlang naar lijfelijkheid. Gek eigenlijk. Je gaat scheiden en verlangt naar lijfelijkheid. Een weg terug is er niet. Het pad dat voor je ligt is nog niet bewandeld. Je laat lijfelijkheid achter. Er is geen lijfelijkheid dat wacht. Daartussen bevindt zich ‘overgang’ denk ik. Als je 52 bent dan zitten veel vrouwen in de overgang. Zouden mannen ook zoiets hebben? Menopauze of penopauze? Of zou penopauze een soort van jaloezie van mannen zijn, dat zij ook graag overgangsproblemen willen hebben? Het zou zomaar kunnen dat penopauze bestaat. Alleen daar waar vrouwen hun vruchtbaarheid verliezen, beginnen mannen gerust aan hun tweede leg. Het lijkt erop dat de grijze haren iets charmants hebben waardoor de aantrekkingskracht op vrouwen toe lijkt te nemen. Ik durf het niet hardop te zeggen, maar stiekem hoop ik dat dit zo is.

Het is allemaal de schuld van de medische wetenschap, veronderstel ik. We leven gewoon te lang. En blijven relatief gezond. Van seks wordt een vrouw niet direct meer zwanger. In een zeker opzicht is het gemakkelijker om een zwangerschap te voorkomen dan om zwanger te raken. Ook dat is te danken aan de medische wetenschap. Er vindt een bevolkingsexplosie plaats en dood gaan wordt een moeizaam proces. Daar weet ook de medische wetenschap goed raad mee, zou je zo denken. Maar dat is nog de vraag. Alleen bij gezond maken en gezond blijven is de zorg ongebreideld, alleen zeggen: ‘Laten we er nu is mee stoppen,’ lijkt een ondraaglijke uitspraak bij een ogenschijnlijk onsterfelijk bestaan. En als we al doodgaan dan wordt dit ‘gevierd’. We staan niet meer te treuren. We zeggen dan dat we een taboe hebben doorbroken. Er is niemand meer die met een sombere stem verhaalt over de zwaarte van het bestaan. Zeker niet. We drinken wijn, gieten champagne over de kist en dansen totdat we er bij neervallen. ‘Zo heeft “Piet” geleefd en zo zou hij het graag gewild hebben. Tjonge neem er nog eentje! Ja, toe maar, op de dood van “Piet”. Zand erover! Morgen weer een ander feestje, maar dan zonder Piet.”

Penopauze. Er ligt een weg achter me. Mijn ‘rugzak’ is gevuld. En er ligt nog een weg voor me. Ik zou alleen graag zien dat ik mijn rugzak langs de weg kon zetten. Echter, op een of andere manier draaien de Goden mij altijd weer een loer, of ze bakken mij een poets. Zo slim als ze zijn: Ze zorgen er voor dat als ik denk een nieuwe overgang genomen te hebben, dat die ‘rugzak’ achter de einder dan toch altijd weer op mij staat te wachten.

Schoffelen, nog eens schoffelen

DSC01006Vanmorgen, toen ik naar een van mijn opdrachtgevers fietste, keek ik ze bij het nemen van een bocht direct in hun ogen. Drie medewerkers van de plantsoenendienst, leunend op hun schoffel. Ze hadden kennelijk net een geanimeerd gesprek gehad, want een olijke blik glinsterde in hun ogen.
‘Hallo heren!’, groette ik joviaal nog voordat ik er zelf erg in had.
‘Hé!’, beantwoordden zij gedrieën. En eer ik het wist, was ik de bocht alweer om.

Kijk dat zijn nog eens gebeurtenissen. Sinds kort heb ik ontdekt hoe belangrijk schoffelen kan zijn. Gisteren sprak ik kort met Gerrit. De zoon van de overbuurvrouw Dinie. Zij woont precies tegenover Hans en Els.
Gerrit is manusje van alles én ook tuinman. Sinds kort is hij werkloos. Ten onder gegaan in de economische crisis. Huis, vrouw en gezin: twee kinderen. In een wirwar van BV’s van bedrijfseigenaren, die een net hebben gestrikt rond zijn werkzaam bestaan, is hij gesneuveld. Alles is netjes georganiseerd, want alle bedrijvigheid draait gewoon door. Alleen de BV waar Gerrit in de loop van de jaren is terechtgekomen, is nu failliet. Er is niks, geen geld en geen goederen. Gerrit liep de afgelopen tijd wat verdwaasd in de rondte. Hans heeft hem aangeboden om hem te helpen op LinkedIn een profiel aan te maken. En een sollicitatiebrief te schrijven, voor als er ergens werk zou zijn. Ik sprak Gerrit aan, toen ik hem tegen het lijf liep: ‘Hé, Gerrit, heb jij je spulletjes bij Hans ingeleverd, zodat hij je kan helpen?’
‘Nee,’ zei Gerrit. ‘Ik heb niet zoveel met papierwerk. Kijk als hij mij zou vragen om te scheppen, heg knippen of schoffelen, dan ben ik wel snel maar met dit niet.

Sinds kort schoffel ik. Hoe kan het nu zo zijn dat als je met iets bezig bent, iedereen met hetzelfde bezig is. Koop je een rode fiets, rijdt iedereen op dezelfde rode fiets. Verdorie, denk je dan, heeft iedereen zo’n ding? Gisteren was er nog een vriend bij mij op bezoek. Sinds kort heeft hij tuinieren ontdekt als ontspanning. ‘Ik kan dan mijn gedachten laten gaan,’ zei hij.
‘Zo is dat,’ antwoordde ik.  ‘Voor mij is dat ook zo. Je schoffelt en je haalt alle onkruid weg. Het is tijdloos maar niet zinloos. Je hoeft niet te denken, alleen maar te luisteren naar het harde staal wat zich schrapend over de aarde beweegt. Precies onder het aardoppervlak doorsnijdt het levensaders van alles wat mij niet bevalt. Verwoestende arbeid tussen bloeiend gewas. Kon zoiets maar in het gewone leven.

Met mijn fiets snor ik langs de Technische Universiteit van Eindhoven. Eerst passeer ik de gele kegelballen. Ooit aangelegd door kunstenaars, omdat de Kennedylaan door hen werd geassocieerd met een kegelbaan. Als ik het universiteitsterrein langszij zie liggen, fantaseer ik over kennis ontwikkelen en schoffelen. Stel nou eens dat zich op dit terrein overal schoffels zouden bevinden? En dat professoren zouden schoffelen en nog eens schoffelen. Daar kan geen koffieautomaat tegenop als ze het zouden hebben over kennisdelen. Ze zouden gedachteloos bezig zijn, op hun schoffels leunen en met elkaar olijk over de vrolijke wetenschap neuzelen. Dan fietste ik gewoon langs en zou roepen: ‘Hallo heren!’ Ze zouden vast en zeker; ‘Hallo,’ terugroepen.
En de vraag: ‘Waar dient dit allemaal voor?’,  zou onbeantwoord blijven.