Au!

Au-dat doet zeerVoordeel van het zelfstandig werken, is dat ik redelijkerwijs mijn eigen tijd in kan delen. ’s Morgens op mijn gemak opstaan, maar af en toe ’s avonds laat doorwerken en dan ’s morgens juist er weer vroeg uit. In een zeker opzicht maken mijn klanten en mijn bioritme de dienst uit. Het fijne is dat ik een balans probeer te vinden.

Vanmorgen dacht ik het er van te nemen. Ik was nog even blijven liggen, daarna een heerlijke warme douche genomen en de koffie stond zachtjes te reutelen.
Het is dan fijn om nog even in je ondergoed door het huis te lopen en vervolgens de krant uit de brievenbus te vissen. De dag neemt langzamerhand bezit van mijn gedachtestromen en gaat zich voltrekken langs zaken waarvan ik denk dat ik ze moet gaan doen. Raar eigenlijk dat als mensen een probleem een uitdaging gaan noemen dat het probleem er dan minder door lijkt. Hoewel, ik denk vaak dat een probleem ook maar een soort constructie is, zoals ik die met mijn gedachten samenstel.

Stel nu eens dat iemand zegt: “Mijn vrouw is depressief omdat onze dochter te weinig eet en zij bang is dat zij anorexia heeft. Ik maak mij daar zorgen om en kan daar slecht van slapen?”
Ik hoor dan al twee diagnostische etiketten: depressief en anorexia. En die meneer zegt dat hij slecht kan slapen. Met depressie en anorexia zou je best heel goed kunnen leven. Met slecht slapen, misschien juist weer niet. Als ik sta te schoffelen, vind ik het heerlijk om over dit soort van vraagstukken mijn gedachten te laten gaan. Dat is het leuke van schoffelen, je doet iets en kunt tegelijkertijd nadenken. Multi tasken!

Vanmorgen liep ik door de kamer, haalde de krant uit de brievenbus en stootte in de loop naar de kamer mijn kleine teen aan een stoelpool. Keihard. “Au! Dat doet zeer!” Met verbijstering nam ik hem waar: Mijn kleine teen: Hij stond helemaal scheef. Gewoon haaks op mijn voet. “Verdomme, wat nu weer!” riep ik uit.  Voorzichtig duwde ik mijn teentje in de richting waarin hij zich gewoonlijk moest bevinden. Gek eigenlijk. Je kijkt naar je eigen ledenmaat, die zich in een absurdistische stand bevindt, en je drukt het gewoon terug en probeert daarmee het probleem op te lossen.

“Klik” zei mijn kleine teen. “Klik?” Zou hij dan weer in zijn kommetje zijn teruggeschoten? Met enige verbazing keek ik naar mijn eigen teentje, alsof die van iemand anders was. Alleen de stekende pijn bleef. Ik ging op de bank liggen, legde mijn voet op de leuning en bleef met enige bevreemding naar mijn voet kijken die zich langzamerhand rood aftekende. Nu heb ik ooit eens gehoord dat je naar het ziekenhuis kunt gaan, maar dat ze aan een kleine teen, die gebroken is of zoiets, niet zoveel kunnen en willen doen. Een beetje spalken en dan houdt het wel op. Dat heeft dus geen zin, dacht ik.
Toen de pijn wat verminderd was, bewoog ik mij steunend op mijn hiel naar mijn kledingkast en zocht een goed paar wandelsokken uit. Flink dik, maar toch strak. De komende veertien dagen zal ik me daar op voort moeten bewegen, vermoedde ik. Eén voordeel; met zo’n voet kun je gewoon door de tuin bewegen en toch schoffelen.  Ik, iemand met een beperking, kwam nu  in aanmerking voor passende arbeid.  Kijk, daar heb je weer zoiets. Zit ik vanwege het stoten van een teen aan passende arbeid te denken.

Kettingzaag

boomstronkenDe week is inmiddels een flink eind op dreef. Morgen is het alweer woensdag. Ik kijk met plezier terug op afgelopen weekend. Zaterdag heb ik samen met Els geprobeerd om de boomstronk weg te krijgen. Voor haar alleen was hij in ieder geval te zwaar. We waren samen op www.vaaggrond.nl , want Hans was naar Rotterdam, naar zijn zoon Joeri. Die had namelijk ‘bedacht’ dat hij aandacht tekort kwam. Toen Hans zich dat als verwijt aan had getrokken, veranderde het dagje leuk, dat zij beiden hadden uitgedacht, langzamerhand in een dagje klussen. Op het laatst had Joeri een flink beladen programma ontworpen. Alles was in een strak tijdschema neergezet. Een van de eerste klussen was om ergens stoeptegels voor de tuin van Joeri op te halen. Hij had ze via Marktplaats op de kop getikt. Gratis. Wel een flink eind uit de buurt. Maar goed: voor niks! Alleen toen Hans ze zag, moest hij wel even slikken, want acht centimeter dik! Twee keer zo dik als een gewone stoeptegel. “Meer iets om met een Leopardtank over heen te rijden” zei Hans.  “Laat ze alsjeblieft liggen, want met mijn aanhangwagentje zullen we minstens vier keer heen en weer moeten rijden. Dan hebben we aan het eind van de dag nóg maar 10 m2 gelegd. Dat is een half uur heen. Uitladen. Een half uur terug en dan weer inladen. We zijn wel een dag bezig, Joeri. Als mijn aanhangwagentje het onderweg al niet begeeft. Hier is geen beginnen aan!”
Hans taste in zijn buidel, reed naar de eerste de beste bouwmarkt en lade het aanhangwagentje vol met nieuwe stoeptegels. 

Die zaterdag stonden Els en ik samen te sjorren aan een boomstronk. De kettingzaag moest erbij te pas komen. We hebben Hans gebeld en gevraagd wat voor benzine en olie er in zo’n ding moest, waar hij hem had staan, en hoe je hem aan de praat moest krijgen. Ik heb nog nooit zoiets gedaan namelijk. 

Vo goede moed trok ik aan de startkabel.Ik schrok mij een hoedje toen het ding daadwerkelijk startte. Ik zag de zaagtanden gevaarlijk ronddraaien. Doodeng. Experimenteren prima, maar jezelf elimineren? Liever niet! Doodeng.

Zondagmorgen arriveerde ik bijtijds op Vaaggrond. Hans zat achter het huis; in het zonnetje en beschut tegen een koude voorjaarswind. Hij dronk een kom melk en smikkelde van een  banaan. Met volle mond en een grote grijns wees hij op zijn banaan en zei: “Jij ook een fruithapje!?”
“Nee” antwoordde ik. “Jij moet er nog van groeien.”
Tegelijkertijd wees ik naar mijn beginnend buikje, dat ik weg moest zien te krijgen.
Ik vertelde over ons avontuur met de kettingzaag.
“Begrijpenlijk” zei Hans. “Niet aan beginnen als je niet op z’n minst weet hoe je met zo’n ding om moet gaan. Ik zal het wel doen.”

Hans trok met een behendige ruk aan het startkoord van de kettingzaag. Het gevaarlijke ding begon direct te knetteren. Na 10 minuten geconcentreerd zagen, lag de stronk in stukken. Hij drukte ze behendig uit de kuil en rolde ze het straatje op.
“Waar haalt zo’n beleidsontwikkelaar de kracht vandaan?” vroeg ik hem.
“Ach, ik schrijf door de weeks nogal zware stukken” zei hij. “Daar zal het wel mee te maken hebben.” Hij keek mij wat gekscherend aan. Nu ken ik hem wel een beetje, maar vaak weet je bij Hans niet of je dat wat hij zegt serieus moet nemen of niet.  Ik draaide mij om en ging schoffelen. Toen ik de Lelietjes van Dalen rook, dacht ik aan haar. Een zoete frisse geur.  Met volle teugen snoof ik die heerlijke lucht – vol van beloften – naar binnen en … genoot.

Uniek

Het is lenteRotterdam, om en nabij de 165 nationaliteiten. Ik parkeerde mijn auto tussen rijen flatgebouwen. Terwijl mijn blik langs de gevel gleed, dacht ik: Iedereen in hetzelfde hokje. De schrijnende eenduidigheid van beton. Legbatterijen voor mensen.

Nadat ik beneden op de bel had gedrukt, moest ik een tijdje wachten. Tijdens het wachten passeerde mij een vrouw in een boerka. Daarna liep er iemand langs, die ik van Chinese afkomst schatte. Een Surinaamse knikte mij vriendelijk toe.
Zonder dat ik met iemand had gesproken, en zonder ook maar één geluid uit de intercom, schoof de glazen deur open die toegang bood tot het flatportaal.
Ik stond in een tochtsluis, want nadat de deur achter mij was gesloten, schoof de volgende deur opzij. Sesam open u, dacht ik. Onderwijl zag ik een videocamera. Ik werd in de gaten gehouden. Er bekroop mij een onbehaaglijk gevoel.  De lift maakte een schrapend en tikkend geluid: een beetje griezelig.
Ik was op weg naar de twaalfde verdieping. Hamid stond aan het eind van de galerij in een deuropening op mij wachten. Handen in zijn zak. Vlakbij gekomen, stak hij zijn hand uit. Hij begroette mij:  “Hallo.”

Ik was een fototoestel aan het kopen, via Marktplaats. Een mooie camera, met een setje lenzen.
Zodoende kwam ik hier terecht. Zulke kostbare dingen laat ik liever niet over de post sturen. Eerst zien en dan pas kopen. Boter bij de vis. Ik liep achter Hamid aan; een lege woonruimte in.

De camera had hij al voor mij in een hoekje klaargezet. Hij bukte zich, pakte hem op en reikte hem aan. “Hij is mooi,” zei hij.
“Waarom verkoop je hem?”
“Ik ga emigreren naar Turkije.”
“Maar waar kom je vandaan dan? Je bent zo te zien geen Nederlander?”
“Jawel, ik ben wel een Nederlander, want ben hier geboren.”
“Ok?’, zei ik. ‘Maar wat is dan de reden dat je hier weggaat?”
“Ach,” hij schudde zijn hoofd. En keek somber. “Het gaat slecht in en met Nederland.”
“Ga je weg om onze Nederlandse houding? Ze zeggen van die nare dingen over zogeheten allochtonen.”
“Het geeft niet,” zei hij. Onderwijl haalde hij zijn schouders op.
Hamid was overduidelijk verdrietig. Het was maar beter om niet door te vragen.

“Met deze camera zijn hooguit 2000 kiekjes gemaakt.” Spiksplinternieuw. “Hij is inderdaad mooi, Hamid. Ga je hem niet missen?” vroeg ik.
“Nee,” zei hij. “Ik laat alles in Nederland achter. Ik ga een nieuwe toekomst opbouwen.”
“Mmm,” reageerde ik. “Een nieuwe  toekomst opbouwen in Turkije? Misschien kwamen jouw ouders of grootouders hier wel naar toe om het zelfde te doen.”
“Mijn grootouders”, zei Hamid. “Ze wilden graag terug, maar zijn hier gestorven.”

Ik voelde geen drang om af te dingen. En zei: ‘Ik neem hem.’
5 minuten later stond ik weer buiten.
Hamid sloot de deur zachtjes achter mij: “Klik.” Ik liep over de galerij richting lift. Mijn eerste foto maakte ik van de flat aan de overkant: “Klik’.
Nadat ik de lift had verlaten stond ik wederom opgesloten in de tochtsluis en keek opnieuw in de lens van de videocamera.
Mijn blik gleed opnieuw langs de gevel van de flat en dacht: Wij zijn uniek.

Speech

boomstronkVanavond ben ik bij Hans en Els langs gefietst. Morgen is Hans er niet, en ik wil een beetje aan de slag. Met zijn technische inzicht kan ik een klus oppakken en weet dan ook hoe ik dit het allerbeste kan gaan doen. Toen ik het perceel op kwam fietsen, zag ik dat Els aan het werk was.
Ze stond een boomstronk uit te graven. Jéetje, niet zo kleintje ook.

‘Wat ben jij nu aan het doen?’ vroeg ik.
‘Ja’, antwoordde Els. ‘Dat zie je toch. Ik ben aan het ontwortelen.’ Ze lachte erbij.

‘Toemaar,´ reageerde ik.
´Laten we het vooral letterlijk en niet figuurlijk nemen,´antwoordde ik bedachtzaam.
Waar is Hans´ vroeg ik.
‘Die is in de schuur.’
Inderdaad. Hans stond in de schuur schroefjes te sorteren.

´Ha, die Hans!´ riep ik hem toe. ´Hoe ging het met je afscheidsspeech van Jeanne gisterenavond?
‘Oh’, wel goed denk ik,’ antwoordde hij. Ik geloof dat wij Jeanne en Miep wel blij hebben gemaakt door hen een kunstzinnig arrangement aan te bieden.
‘En liep je verhaal tijdens het afscheidsetentje een beetje lekker? Je was toch bang dat je de draad kwijt zou raken? ‘Ja,’ reageerde hij. ‘Dat is zo; maar ik het opgebouwd zoals jij mij adviseerde.’

‘Ik had mijn verhaal in drie stukken opgedeeld. Kijk als een collega met pensioen gaat, dan is dat in iemands leven toch een hele overgang. Eerst stond ik stil bij hoe ze haar werk deed. Nou, daar kon ik alleen maar complimenteus over zijn. Ik heb jaren met haar op dezelfde kamer gewerkt. Zij was als accountant altijd uiterst geconcentreerd, cijfermatig zeer analytisch en werkte zich een slag in de rondte.

Jeanne afscheidAf en toe stak ze haar grijze hoofd boven haar monitor uit en dan hadden we persoonlijke gesprekjes. Diepgaand en warm. Over onszelf, onze naasten en hoe je probeert om een weg in het leven te vinden. Waar ik echt goed bij stil heb gestaan, is hoe ze mij een keer door een crisis heen heeft geholpen. Op een of andere manier liep ik vast in een ingewikkeld dossier. Ik was zo’n beetje de wanhoop nabij.
“Laat mij eens doen.” zei ze. En binnen enkele dagen stond alles perfect op de rails. Ze nodigde me uit om samen te lunchen, bij V&D in het centrum van Eindhoven. Ze gaf mij zorgvuldig feedback. Wat kon anders en beter. En, ik moet zeggen: Ze had gelijk. Alle adviezen heb ik opgevolgd. Daarna liep het met mij een stuk beter. Ik ben haar daar nog steeds heel dankbaar voor. Ja, en dan het persoonlijke: Je zult aan de bak moeten jongen. Het leuke is dat Miep, haar vrouw, mij vlak voor mijn speech vertelde dat ze graag een keer naar Vaaggrond wilde. Het in ieder geval één keer mee wilde maken. Nou, dat arrangement dat jij samen met Els voor hen beiden hebt samengesteld, viel écht in goede aarde.’

‘Vaaggrond en goede aarde, verdragen elkaar slecht,’ reageerde ik met een grote grijns. Althans die probeerde ik op mijn gezicht te laten verschijnen.
‘Grapjas’, reageerde Hans. ‘Vaaggrond verwijst naar een vruchtbare humuslaag die ooit is ontstaan door agrarische activiteiten. Door de eeuwen heen is deze laag onder het zand verdwenen, maar wij halen hem helemaal naar boven. Het wordt een vruchtbare humuslaag voor kunstzinnige en artistieke activiteiten.’
‘Oh,’ zei ik quasi verontwaardigd. ‘Dan heb je nog heel wat werk voor de boeg. Kijk maar eens naar de kuil waar Els de boel aan het ontwortelen is. Allemaal zand!
‘Morgen aan de bak jongen,’ reageerde Hans trefzeker. ‘Als je wilt, kun je Els verder helpen de stronk uit te graven. Vergeet ook niet om Jeanne via Facebook een vriendschapsverzoek te sturen. Ik heb haar beloofd dat je dat zou doen. Dan kan ze alvast kennis met je maken.’
‘Okido’, zei ik. Ik loop nog even door de tuin, om te zien hoe de bessenstruiken erbij staan.

Dode dieren

Dode vogel (beste)Inmiddels loop ik een weekje rond op Vaaggrond. Het bevalt me goed moet ik zeggen.
Ik leer een hoop bij, want weet vaak niet zo goed hoe ik naar hedendaagse kunst moet kijken. Vaak denk ik: Is dit nu kunst? Of waarom staat dit ding hier in het museum?
Als kunstkenners er dan iets over vertellen dan kan ik het toch beter plaatsen.
Als ik heel eerlijk ben dan ligt mijn voorkeur bij de literatuur. Het voordeel is dan dat je een en ander over kunst kan lezen. Bij Hans ligt dat anders. Hij leest graag, is gegrepen door kunst en kan er dan ook nog eens boeiend over vertellen. Die kan kletsen zeg! Ik sprak laatst iemand in D’ Ouwe School in Oerle en die vond dat ook. ‘Ja die man kan praten,’ zei zij. ‘Als je dan naar de kunstwerken kijkt dan gaat het als het ware voor je leven. Maar eerlijk gezegd, vind ik zijn praatje veel leuker dan al die kunstwerken bij elkaar.’ Waar ik me nu mee bezig houd, is de vraag wat kunst nu tot kunst maakt. Dat is een lastige vraag, daar ben ik wel achter gekomen. Eigenlijk wil ik mijn hoofd daar ook niet teveel mee pijnigen. Het moet namelijk ontspanning blijven.

Maar Els en ik hebben er toch flink over zitten bomen. Dit kwam naar aanleiding van de twitter van Paula Kool (@Koolfloraal) van vandaag. Dit triggerde mij en ik besloot om haar facebooksite eens te bekijken. Met Els sprak ik over de waarde van deze vorm van werken.
Toch een beetje vreemd, vond ik.

‘Ja?’, zei Els vragend onderzoeken. ‘Kijk, Paula probeert op een of andere manier vergankelijkheid zichtbaar te maken. En vergankelijkheid is de overgang van de bestaande fase naar het niet bestaande. Kijk kunstenaars proberen iets vast te leggen, wat eigenlijk nieuw is. Iets wat tot nu toe nog niet is gelukt. Het is zoiets als een musicus die zoekt naar een nieuwe compositie, nieuw soorten klanken of sound. Of de dichter die zijn gevoelens onder woorden en over probeert te brengen. Het gaat dus niet zozeer om die klanken, of om die woorden, maar om wat ze precies bij je teweegbrengen.’

Zij vertelde dat zij zich eveneens heel intens in het onderwerp vergankelijkheid verdiept heeft.
‘Eigenlijk probeert kunst iets zichtbaar te maken, op een nieuwe en unieke manier. Soms zit het niet in het werk zelf, maar in de nieuwe wijze van kijken dat een bepaald kunstwerk met zich meebrengt. Ik zal je eens wat laten zien.‘
Ze snelde naar haar kamer, om vervolgens met een stapeltje foto’s terug te komen die aansloten op het werk van Paula. Allemaal dode dieren, maar niet naar om naar te kijken. Tijdens ons gesprek kreeg ik steeds meer respect voor haar zoektocht. In overleg met Els besloten wij om de facebooksite van Paula te liken. Nadat ik dat had gedaan, kregen we snel een boodschapje van Paula terug dat ze ons waardeerde. ‘Lieve mensen van Vaaggrond’, noemde ze ons. Het sprak haar aan dat zij als kunstenaar steunend werd toegesproken in deze lastige tijd. Zo zie je maar. Wie goed doet, goed ontmoet.

Rapunzel

blauwe nagelsGisterenavond was ik op een receptie. Mensen die elkaar kenden, ontmoeten elkaar. Ik voelde me meer een buitenstaander.

Ik zat al een tijdje aan de bar, toen ze binnenkwam en vond ik haar direct prachtig. Ze had blond lang haar, haar huid was roomwit en ze droeg opvallende sierraden aan haar vingers. Deze vrouw moest wel Rapunzel zijn, de prinses die haar lange haren uit het torenraampje liet hangen opdat ze bevrijd kon worden. Gebiologeerd nam ik haar in mij op. Haar gulle lach, haar dartelende manier van bewegen.

Ze ging zitten en sprak direct met mensen. Waar het over ging is mij nog steeds niet duidelijk. Daar was de afstand iets te groot voor.  Ze lachte beminnelijk. Af en toe sloeg ze haar handen voor haar wangen en wende haar gezicht af. Mocht niemand zien dat ze bloosde?  Af en toe kreeg ze het kennelijk warm. Ze stond dan half op en trok met een wijds gebaar haar trui over haar hoofd. Haar lichaam kronkelde daarbij alsof ze aan het buikdansen was. Onderwijl ving ik een glimp op van haar rond gevormde borsten.  Als het gesprek kennelijk spannende wendingen aannam dan draaide ze met haar vingers in haar haar. Net alsof ze krullen wilde maken. Het lukte mij niet om mijn ogen van haar af te houden, en toen ze naar de toilet liep, zag ik haar: robuust; dartelend en een spring in het veld. Of fantaseerde ik dat allemaal?

Op een gegeven moment ging ze een woordenwisseling aan met de ober. Ze wilde gewoon kraanwater, maar kreeg het niet. ‘Nee mevrouw, alleen bronwater uit een flesje’, en hij somde een aantal merken op. Ze keek hem met blikken vol verontwaardiging aan. Uiteindelijk legde ze zich erbij neer, want ik hoorde haar zeggen: ‘Nou ja, u kan er eigenlijk ook niks aan doen dat het hier zo is.’ Ik zag de ober opgelucht ademhalen.

Ik rook opeens Lelietjes van Dalen. Heerlijk, op www.vaaggrond.nl staan de Lelietjes van Dalen in de volle bloei. Daarom herken ik de geur ook zo goed. Ik heb ze her en der geplukt en in een vaasje op tafel gezet.

Ik nam me voor om met haar in contact te treden. Nu of nooit , dacht ik, en stapte trefzeker op haar af. ‘Owen van Buuren’, zei ik, ‘mag ik mij voorstellen?’
Ze keek mij met haar prachtige blauwe ogen aan en reageerde: ‘Ja, natuurlijk, ken ik u ergens van? Ik heet Jolanda.’
‘Hmm’, zei ik, ‘natuurlijk. Weet je nog, vanuit ons vorige leven. Toen hebben wij elkaar noodgedwongen los moeten laten, maar afgesproken dat wij elkaar hier tegen zouden komen. Nou, en, belofte maakt schuld. Dus hier ben ik.’
Ze keek me onderzoekend aan, en vroeg: ‘Wat voor sterrenbeeld heb je?’
‘Waterman’, antwoorde ik.

‘Hemel, een waterman’, riep ze, ‘vreselijk!
‘Is dat erg?
‘Heel erg’,  benadrukte ze quasi gekscherend en wende zich tot haar gespreksgenoten.  Het leek erop alsof ik daarna voor haar niet meer bestond.

Een beetje aangeschoten belde ik een taxi. Ik kroop thuis vlug in bed. Het beeld dat ik van haar had, stond mij duidelijk voor ogen. Jolanda, dat is een mooie naam, dacht ik nog en ben in slaap gevallen. Vandaag ga ik maar eens schoffelen. Proberen om wat pondjes kwijt te raken én wat eelt in mijn handen zien te kweken.

 

Flirten?

Owen van Buuren. Foto: Els BörgerHans en Els zijn akkoord! Ik mag over hen en Vaaggrond schrijven! Goed, ze bleven wat bedenkelijk kijken, maar ik heb toestemming voor 20 blogs. Daarna gaan we evalueren.
Fantastische mensen. Wat hebben zij een vertrouwen in mijn integriteit! Ik heb direct een facebook profiel en twitter account aangemaakt. Mijn naam bleek nog vrij te zijn. “Jullie treden naar buiten. Ik vanaf vandaag ook. Het kan mij uit een isolement halen.” Hans keek toch nog wat bedenkelijk, en Els was bang dat ik negatief over haar zou schrijven. “Hoezo? ” vroeg ik. “Je bent toch een goed en plezierig mens!”

Hans verzorgde tot nu toe de communicatie rond Vaaggrond. Ik neem het vanaf nu van hem over.
Vanavond fietste ik langs. Hoewel de poort meestal op slot zit, is er vaak wel iemand thuis. Voor de zekerheid geef ik toch maar een belletje vooraf.
Kom ik gelegen,  is overbodige vraag. Ik ben altijd welkom. Hans is te allen tijde bereid om tijd voor onze ontmoetingen te maken.
We zijn aan de slag gegaan. Hij nam plaats achter zijn pc en ik gebruikte mijn laptop. “Er zitten nog wat foutjes in de site van Vaaggrond. Ik gebruik WordPress. Het is een open source en het werkt uitstekend. Tot nu toe zijn we subsidie-onafhankelijk gebleven. Daarnaast heeft de gemeente Veldhoven ook geen kunst- en cultuurbeleid. Gek eigenlijk, want het is toch een stad en zou zich op dit gebied ook moeten positioneren. Er is net een wethouder opgestapt, omdat het hem niet lukte om het City-centrum als hét winkelcentrum in de Kempen te positioneren. Wat wilde de man nu eigenlijk? Vanaf 2008 zitten we in een enorme economische crisis en daarbij neemt internetverkoop een hoge vlucht. We zitten met elkaar in een enorme overgang. Dat zouden politici toch moeten begrijpen?”
“Mmm, volgens mij heb je gelijk, want zonder kunst, cultuur, natuur en recreatie zou de samenleving in elkaar donderen. Misschien zien veel mensen kunst nog teveel als een ‘ding’ dat iemand maakt en daarna verkoopt. Terwijl kunst met ons hele zijn is verweven.”
“Zeker, in Eindhoven, kijkt de politiek ook zo naar kunst en design. Het gaat niet om het verfraaien van een gebruiksvoorwerp, maar om het ontwerpen van hele processen, dus om dat wat juist niet zichtbaar is. Dat heb ik ook moeten leren.” reageerde Hans.

“Kijk” zei ik. “Het ontbreekt nog aan een avatar op facebook en twitter.” Els kwam net de kamer binnenlopen en ving mijn woorden op: “Oh, Owen die maak ik wel!”
“Dan wordt hij in de toekomst vast veel geld waard nu jij hem als beeldend kunstenaar van mij maakt?” Ik geloof niet dat Els van dit soort van grapjes houdt. Kunstenaars en geld verdienen, dat lijkt een slecht huwelijk.
Els rende naar boven en weer terug en binnen de kortste keren keek ik in een lens. Ik moest grijnzen, om de manier waarop Els haar bril in haar haar schoof, krom gebogen voor mij ging staan en met een samengeknepen oog, mijn beeltenis probeerde te vangen. ‘Klik, klik, klik!” deed de camera.

“Deze moet het worden!” riep Els. Ik heb maar een gedeelte van je gezicht gefotografeerd, dat laat iets te fantaseren over. “Weet je dat je een mooie mond hebt Owen? Je kan heel vriendelijk lachen.”
Hans houdt op dit soort momenten stijf zijn lippen op elkaar. Hij heeft allang geleerd om zich niet met Els haar werk te bemoeien. Samen hebben we de foto geüpload en op facebook en twitter geplaatst.
“Ik zal het direct uitproberen” zei Hans en hij stuurde mij via facebook een vriendschapverzoek. Ik bevestigde hem en antwoordde: Leuk dat je mijn eerste vriend op facebook bent. Ik waardeer dit. Ik ga nu berichtjes plaatsen. Wellicht volgen er meer! We zien elkaar vandaag. Het is gaan regenen, maar geeft niet. Tot straks.

We moesten er beiden om grinniken.  “Ok” zei ik. “Ik ben er helemaal klaar voor. Dit geeft me weer energie!”
“Ik stuur maar gelijk mijn eerste twitterbericht” en voegde de daad bij het woord: Ik twitter dus ik besta!
“De achtergrond van Twitter, daar zet ik een foto op van glimmende oranje bessen.”
“Waarom?” vroeg Els, die ons al een tijdje zat gade te slaan.
“Ik heb die foto gemaakt, toen ik alleen aan het wandelen was. Het was een warme najaarsdag en ik voelde mij intens gelukkig. Altijd als ik naar die foto kijk, dan herinner ik mij dát intense moment. Geluk is iets heel complex, maar ook weer niet. Dat ene moment, meer was er niet, maar het is me altijd bijgebleven.”
Beiden keken mij indringend aan en knikten instemmend.

Thuisgekomen maakte ik een Zoosk account aan. Een date applicatie van facebook. Eerlijk gezegd ben ik niet toe aan een date, maar een relatieloos leven? Daar voel ik weinig voor.
Nou, heel wat dames gingen direct flirten. Ik kreeg knipoogjes en uitnodigingen om te chatten. Dat biedt perspectief!

Fout?

Owen van BuurenVandaag was ik aanwezig in een ingewikkelde teamsessie bij één van mijn cliënten. Daar moest ik als bedrijfsadviseur een klus klaren. Er werd een probleem opgelost, en alle teamleden deden hun opperste best om ideeën, scenario’s en oplossingen aan te dragen. Ze deden dit doordacht, integer en ieder voor zich kwetsbaar. In dit team zat ook een dame. Ik had haar al eens goed in mij opgenomen, want vond haar op een of andere manier aantrekkelijk. Ik schatte haar rond de veertig. De eerste rimpels tekenden zich in haar gezicht af, die iemands karakter juist zo perfect kunnen accenturen. Nou ja, eigenlijk doet dit voor mijn verhaal er niet zoveel toe, maar is meer bedoeld om een sfeer te schetsen.  Het gaat om het volgende: De dame deed niet echt mee, bracht geen ideeën in, maar keek redelijk ontspannen om zich heen, en maakte na een dik half uur de quasi scherpe opmerking: ‘Ik heb nog steeds niet nieuws gehoord!’

Het hele gezelschap veerde op, en begon zich te verdedigen en te verontschuldigen. De gespreksleider bekrachtigde de uitspraak van de mevrouw en iedereen probeerde wanhopig om met nieuwe ideeën te komen.
‘Ik denk dat je nóg steeds niets nieuws hebt gehoord?’ vroeg de gespreksleider na een poosje. Er klonk zelfs iets belerends in door richting andere teamleden.
Op een of andere manier voelde ik de spanning in mij opwellen, en schoot uit:  ‘Kunt u zelf niet met iets nieuws komen? U uit in een zeker opzicht kritiek op inbreng van anderen en laat vervolgens anderen nog harder voor u werken. Breng zelf iets inspirerends in voor anderen.`
Ik zag uit mijn ooghoeken de gespreksleider ietwat verstrakken, maar om mij heen werd er opgelucht gereageerd. In plaats daarvan ging de mevrouw wat ongemakkelijk heen en weer zitten schuiven.
‘Nou’,  zei ik, ‘zo moeilijk hoeft dat niet te zijn? Wij zijn razend nieuwsgierig naar uw voorstellen. Leg ze maar op tafel!” Alleen kwam er niets uit. Als ik de lichaamstaal van deze mevrouw onder woorden moet brengen, dan zeg zou ik ronduit zeggen: ‘Schaapachtig’. Ik zag de gesprekleider nog wat pogingen doen om haar in de groep nog een zekere status terug  te geven, maar met weinig succes. Aan het eind van de bijeenkomst zei degene, die naast mij zat, fluisterend in mijn oor: ‘Ik vind je een topper.’ Later nam hij hartelijk afscheid.

De mevrouw heeft mij verder ontweken. Ik zag boze blikken in de ogen van de gespreksleider. Toen ik naar huis fietste, voelde ik mij eenzamer dan ooit.  Misschien doe ik iets fout, maar begrijp niet goed wat. Het zou fijn zijn als Els en Hans akkoord gaan me mijn voorstel om over hen en Vaaggrond te gaan schrijven. Hoe zou de radijs erbij staan?

Schouderklopje

Met een krachtige trap duwde ik mijn spade in de grond.
Maar bij mijn eerste spaai stootte ik direct op stenen die mijn spade akelig lieten knarsen.
Bij doorgraven bleek de oorspronkelijke bouwer van de bungalow, aan de Kleine Vliet, cement en overtollige bakstenen in de grond gestort te hebben.

Leuk! Ik sta op het punt om aan de slag te gaan op Vaaggrond.
De klus waar ik voorstond was het opgraven van bouwafval. Maar zoveel? Daar had ik niet op gerekend.

‘Zand erover?’ vroeg ik weifelend aan Hans. Hij stond mijn geploeter kritisch belangstellend gade te slaan.
‘Nee,’ zei hij beslist. ‘Je ziet maar, als onze voorouders stenen laten vallen dan zullen nieuwe generaties daarover kunnen struikelen. Zeker als ze dit stiekem hebben verborgen.”
‘O, zei ik. ‘Is dat zo?’

‘Jazeker’, antwoordde hij resoluut. ‘Ik heb veel mensen geholpen, ook met hun tuin. Vaak vond ik onder de grond verstopte troep. Je wilt niet weten wat ik allemaal al op dit perceel heb opgegraven: vuilniszakken met inhoud, wringers van oude wasmachines, een weckfles met stinkend gif  die ik niet verwachtte en daarom stuk stootte.  Je kunt het zo gek niet bedenken. Ik heb mij zelfs laten vertellen dat hier in de buurt hele auto’s in de grond gestopt zouden zijn. En vertel dat maar niet aan die kunstenaars hier. Zij zijn gek genoeg om dat allemaal naar boven te spaaien en er ook nog iets bijzonders van te maken.  Op zich niet erg, maar als het om ondergrondse troep gaat, dan kun je dat maar beter niet naar boven halen. Gewoon je hoofd omdraaien en doen alsof je niets ziet. Alleen als je het ziet: uitspitten en opgraven en niets verstopt houden.’

‘Van mij geen woord,’ zei ik. Niet alleen omdat ik de relatie met Hans goed wilde houden, maar ook omdat ik bang was dat ik dan mee zou moeten spaaien. Een héle auto. Ik moest daar nu even niet aan denken.  Onder het praten door tastte ik hier en daar met mijn schop de grond af. De knarsende geluiden stelden mij niet gerust.
‘Goed,’zei ik tegen Hans.’Waar staat de kruiwagen. Ik voer die rommel af naar de poort en knikker het daar neer. Daarna brengen wij het wel een keer samen naar de milieustraat.’
Hans knikte instemmend.
‘Dank je,’ zei hij, en gaf mij een vriendschappelijk klopje op mijn schouder. ‘Dan ga ik verder met het aanleggen van de waterleiding. Dat moet ook gebeuren.’
Hij slenterde weg. Ik keek hem na en zag dat hij her en der de bloeiende planten in zich op stond te nemen.

Hier sta ik dan. Owen van Buuren. Een beetje tuinieren. Gewoon voor mijn plezier.  Hans werkt als senior beleidsontwikkelaar Onderwijs & Jeugd bij de gemeente Eindhoven. Ik ben zelfstandig organisatieadviseur.  We hebben een en ander gemeen. Soms lijkt het erop dat we, ieder van ons, uit twee verschillende mensen bestaan: denkers én doeners. Twee tegenpolen verenigd in één mens. Mensen die naast denkwerk ook iets met hun handen willen doen. Creatief en ambachtelijk, dat hebben we gemeen. We zijn elkaar tegengekomen tijdens een reisje naar het Europees parlement in Brussel. We waren uitgenodigd voor een lobby over maatschappelijke vraagstukken. Onderweg raakten we aan de praat, over onszelf en onze levens. Er groeide vriendschap. Als Hans sprak over Vaaggrond;  de eindejaarsexposities, de ontwikkeling van kunstenaars en hun werk, dan kon ik daar enthousiast van worden.  Ik wilde daarbij betrokken zijn; er onderdeel van uit maken.

Mijn idee bestond er uit om Vaaggrond nóg sterker te maken. De website verder op en uit te bouwen, een Facebook pagina op te bouwen en veel beter te twitteren. Kunst roept discussie op en kun je dan ook niet veel beter starten met prikkelen?
Hoever kun je eigenlijk gaan, als het gaat om social media. Waar ligt de moraal en waar het verhaal. Wie en wat kom je allemaal tegen? Neem twitter. Je kunt en mag een boodschap verzenden met 140 karakters. Hoe snel zijn er misverstanden? Wie gaan je volgen en welke verhalen ontstaan er.

Hans aarzelde sterk: ‘Schrijven. bloggen, twitteren? Over jezelf, Els, mij en Vaaggrond? Eerlijk gezegd, heb ik het daar niet zo op.  Ik Owen van Buuren, stond in hét onbegrensde museum zonder muren ‘Vaaggrond’. Ik  had een spa in mijn hand en werkte door totdat de eerste zweetdruppeltje op mijn voorhoofd parelden. Het begon zachtjes te regenen. Heerlijk.

Mijn mobieltje ging over. Het was Hans. “Hans?” mompelde ik. Het is hier wel groot, maar elkaar opbellen? Is dat niet een beetje overdreven?
“Kom je koffie drinken? ” vroeg hij. “Het regent nu toch!”
Ik liep over het perceel naar de bungalow van Hans en Els. Onderwijl zag ik dat er rook uit de schoorsteen kringelde. Hier ontstond het begin van een avontuur.