Ploeps weg!

Oeps 2Midden februari was een regenpijp van de dakgoot verstopt. Reden tot zorg. Water in huis! Mogelijk was de verstopping veroorzaakt door een soort stalen roostertje wat Els erop had geplaatst. Het leek handig, zo’n roostertje. Er verdween geen blad meer in de regenpijp. Maar bij het schoonmaken van de goot was hij, volgens Els: “Ploeps weg!”

“Hoezo ploeps weg?!” had Hans nog gevraagd. “Nou ineens schoot hij uit mijn handen en toen: ‘Ploeps weg!’ Daarna de verstopping.”
“Als dat maar goed komt” had Hans nog gezegd.

Hans doet zo’n beetje alles zelf.
Hij is naar de bouwmarkt gestapt en kocht een hogedruk ontstoppingslang; ‘€ 100,-.‘
Als je een bedrijf laat komen, ben je dit bedrag al kwijt als ze het perceel oprijden,’ zei hij.
Hij pakte zijn ‘schat’ uit de verpakking en hield het trots omhoog.
“Een kwestie van aansluiten op de Karcher. Je laat de kop in de regenpijp zakken en als het water met kracht naar achteren spuit, graaft de spuitkop zich een gat door de verstopping om vervolgens alles los te blazen. Mooi!”
Inderdaad. Nadat de spuitkop zich een weg had gebaand door de regenpijp gorgelde plotsklaps het water naar beneden. Weldra was de dakgoot weer keurig leeg.

“Ik denk dat ik die andere regenpijp ook maar schoonblaas, want daar zit ongetwijfeld eveneens bladafval in” had Hans gezegd. Hij voegde de daad bij het woord. Zo’n beetje 15 meter slang baande zichzelf een weg in de andere regenpijp. “Kijk” zei Hans: “De techniek staat voor niets.” Hij stond erbij te grijnzen. Keurig netjes bewoog hij de hogedrukslang heen en weer. Hij liet hem beetje bij beetje vieren.
Op een gegeven moment zei de hogedrukslang: “Klik!” Hij zat vast. Muurvast. Met geen mogelijkheid liet de slang zich nog maar één centimeter terughalen. Zo vast als een huis. “Verdomme!” riep Hans.
Dit alles hartje winter. Zweetdruppeltjes parelden op zijn hoofd. Wat hij ook deed, niets lukte. Uiteindelijk gaf hij zich gewonnen. Hij heeft de slang laten zitten. Dat is niets voor hem. Iedere keer opnieuw keek hij naar de hogedrukslang die ondeugend uit de goot bleef hangen.
Steeds stelde Hans zichzelf de brandende vraag: “Hoe is dit nu mogelijk en waar zou dat ding vast kunnen zitten?”
Er liepen afvoerleidingen, langs het plafond, dwars door het huis en onder het mooie terras met in cement gegoten plavuizen.
Zoek- en luistertochten leverden geen enkel resultaat op. Nu was het juni. De hogedrukslang stak nog steeds met zijn staart uit de regengoot.
Nadat Els, vlak naast het terras, een nieuwe sleuf had gegraven, dook er ineens een afvoerbuis op.
“Waar komt die vandaan en waar zou die naartoe gaan? Zou de hogedrukslang soms daar doorheen lopen?” vroeg Hans zich af. Samen zijn we aan de slag gegaan. Ik gooide een emmer water door de regenpijp. Hans luisterde, stevig met zijn oor gedrukt tegen de pijp die onder de grond doorliep, of hij iets hoorde.

“Ik hoor water lopen!” riep hij. “Dan moet die hogedrukslang niet onder het terras en ook niet door het huis lopen, maar gewoon de tuin in. Waar zou die naartoe gaan? En waar zou die stoppen?”
We besloten om de afvoerpijp te volgen en uit te graven. Allengs zakte dit ding schuiner de grond in. Zo langzamerhand stonden we in een sleuf van wel 5 meter lang en zo’n 70 centimeter diep;  totdat de afvoerpijp ineens een knik maakte en tegen een ondergrondse stenen muur aan leek te botsen.
“Ik denk dat het een soort ondergrondse waterput is” zei ik. “Dat kan bijna niet anders.”
“Je hebt volgens mij gelijk” benadrukte Hans. En zo waar, toen we de stenen muur hadden blootgelegd, konden we zien dat het een oude gierput was. De afvoerpijp zat er onder de grond ingestoken. Gelukkig zat hij met de Franse slag ingesloten. In een mum van tijd waren de stenen losgewrikt. We konden de afvoerpijp nu gemakkelijk omhoog tillen. En, ja hoor, daar zat hij. De hogedrukslang. Ik bevrijdde hem uit zijn klempositie. Zonder enige krachtsinspanning trokken wij hem uit de afvoerpijp vanuit de regengoot weer terug. Hans slaakte een zucht van verlichting: “Dondeju, ik durf dit ding nergens meer in te steken!” “Stel je voor: “Ploeps weg!””

Kettingzaag

boomstronkenDe week is inmiddels een flink eind op dreef. Morgen is het alweer woensdag. Ik kijk met plezier terug op afgelopen weekend. Zaterdag heb ik samen met Els geprobeerd om de boomstronk weg te krijgen. Voor haar alleen was hij in ieder geval te zwaar. We waren samen op www.vaaggrond.nl , want Hans was naar Rotterdam, naar zijn zoon Joeri. Die had namelijk ‘bedacht’ dat hij aandacht tekort kwam. Toen Hans zich dat als verwijt aan had getrokken, veranderde het dagje leuk, dat zij beiden hadden uitgedacht, langzamerhand in een dagje klussen. Op het laatst had Joeri een flink beladen programma ontworpen. Alles was in een strak tijdschema neergezet. Een van de eerste klussen was om ergens stoeptegels voor de tuin van Joeri op te halen. Hij had ze via Marktplaats op de kop getikt. Gratis. Wel een flink eind uit de buurt. Maar goed: voor niks! Alleen toen Hans ze zag, moest hij wel even slikken, want acht centimeter dik! Twee keer zo dik als een gewone stoeptegel. “Meer iets om met een Leopardtank over heen te rijden” zei Hans.  “Laat ze alsjeblieft liggen, want met mijn aanhangwagentje zullen we minstens vier keer heen en weer moeten rijden. Dan hebben we aan het eind van de dag nóg maar 10 m2 gelegd. Dat is een half uur heen. Uitladen. Een half uur terug en dan weer inladen. We zijn wel een dag bezig, Joeri. Als mijn aanhangwagentje het onderweg al niet begeeft. Hier is geen beginnen aan!”
Hans taste in zijn buidel, reed naar de eerste de beste bouwmarkt en lade het aanhangwagentje vol met nieuwe stoeptegels. 

Die zaterdag stonden Els en ik samen te sjorren aan een boomstronk. De kettingzaag moest erbij te pas komen. We hebben Hans gebeld en gevraagd wat voor benzine en olie er in zo’n ding moest, waar hij hem had staan, en hoe je hem aan de praat moest krijgen. Ik heb nog nooit zoiets gedaan namelijk. 

Vo goede moed trok ik aan de startkabel.Ik schrok mij een hoedje toen het ding daadwerkelijk startte. Ik zag de zaagtanden gevaarlijk ronddraaien. Doodeng. Experimenteren prima, maar jezelf elimineren? Liever niet! Doodeng.

Zondagmorgen arriveerde ik bijtijds op Vaaggrond. Hans zat achter het huis; in het zonnetje en beschut tegen een koude voorjaarswind. Hij dronk een kom melk en smikkelde van een  banaan. Met volle mond en een grote grijns wees hij op zijn banaan en zei: “Jij ook een fruithapje!?”
“Nee” antwoordde ik. “Jij moet er nog van groeien.”
Tegelijkertijd wees ik naar mijn beginnend buikje, dat ik weg moest zien te krijgen.
Ik vertelde over ons avontuur met de kettingzaag.
“Begrijpenlijk” zei Hans. “Niet aan beginnen als je niet op z’n minst weet hoe je met zo’n ding om moet gaan. Ik zal het wel doen.”

Hans trok met een behendige ruk aan het startkoord van de kettingzaag. Het gevaarlijke ding begon direct te knetteren. Na 10 minuten geconcentreerd zagen, lag de stronk in stukken. Hij drukte ze behendig uit de kuil en rolde ze het straatje op.
“Waar haalt zo’n beleidsontwikkelaar de kracht vandaan?” vroeg ik hem.
“Ach, ik schrijf door de weeks nogal zware stukken” zei hij. “Daar zal het wel mee te maken hebben.” Hij keek mij wat gekscherend aan. Nu ken ik hem wel een beetje, maar vaak weet je bij Hans niet of je dat wat hij zegt serieus moet nemen of niet.  Ik draaide mij om en ging schoffelen. Toen ik de Lelietjes van Dalen rook, dacht ik aan haar. Een zoete frisse geur.  Met volle teugen snoof ik die heerlijke lucht – vol van beloften – naar binnen en … genoot.