Ploeps weg!

Oeps 2Midden februari was een regenpijp van de dakgoot verstopt. Reden tot zorg. Water in huis! Mogelijk was de verstopping veroorzaakt door een soort stalen roostertje wat Els erop had geplaatst. Het leek handig, zo’n roostertje. Er verdween geen blad meer in de regenpijp. Maar bij het schoonmaken van de goot was hij, volgens Els: “Ploeps weg!”

“Hoezo ploeps weg?!” had Hans nog gevraagd. “Nou ineens schoot hij uit mijn handen en toen: ‘Ploeps weg!’ Daarna de verstopping.”
“Als dat maar goed komt” had Hans nog gezegd.

Hans doet zo’n beetje alles zelf.
Hij is naar de bouwmarkt gestapt en kocht een hogedruk ontstoppingslang; ‘€ 100,-.‘
Als je een bedrijf laat komen, ben je dit bedrag al kwijt als ze het perceel oprijden,’ zei hij.
Hij pakte zijn ‘schat’ uit de verpakking en hield het trots omhoog.
“Een kwestie van aansluiten op de Karcher. Je laat de kop in de regenpijp zakken en als het water met kracht naar achteren spuit, graaft de spuitkop zich een gat door de verstopping om vervolgens alles los te blazen. Mooi!”
Inderdaad. Nadat de spuitkop zich een weg had gebaand door de regenpijp gorgelde plotsklaps het water naar beneden. Weldra was de dakgoot weer keurig leeg.

“Ik denk dat ik die andere regenpijp ook maar schoonblaas, want daar zit ongetwijfeld eveneens bladafval in” had Hans gezegd. Hij voegde de daad bij het woord. Zo’n beetje 15 meter slang baande zichzelf een weg in de andere regenpijp. “Kijk” zei Hans: “De techniek staat voor niets.” Hij stond erbij te grijnzen. Keurig netjes bewoog hij de hogedrukslang heen en weer. Hij liet hem beetje bij beetje vieren.
Op een gegeven moment zei de hogedrukslang: “Klik!” Hij zat vast. Muurvast. Met geen mogelijkheid liet de slang zich nog maar één centimeter terughalen. Zo vast als een huis. “Verdomme!” riep Hans.
Dit alles hartje winter. Zweetdruppeltjes parelden op zijn hoofd. Wat hij ook deed, niets lukte. Uiteindelijk gaf hij zich gewonnen. Hij heeft de slang laten zitten. Dat is niets voor hem. Iedere keer opnieuw keek hij naar de hogedrukslang die ondeugend uit de goot bleef hangen.
Steeds stelde Hans zichzelf de brandende vraag: “Hoe is dit nu mogelijk en waar zou dat ding vast kunnen zitten?”
Er liepen afvoerleidingen, langs het plafond, dwars door het huis en onder het mooie terras met in cement gegoten plavuizen.
Zoek- en luistertochten leverden geen enkel resultaat op. Nu was het juni. De hogedrukslang stak nog steeds met zijn staart uit de regengoot.
Nadat Els, vlak naast het terras, een nieuwe sleuf had gegraven, dook er ineens een afvoerbuis op.
“Waar komt die vandaan en waar zou die naartoe gaan? Zou de hogedrukslang soms daar doorheen lopen?” vroeg Hans zich af. Samen zijn we aan de slag gegaan. Ik gooide een emmer water door de regenpijp. Hans luisterde, stevig met zijn oor gedrukt tegen de pijp die onder de grond doorliep, of hij iets hoorde.

“Ik hoor water lopen!” riep hij. “Dan moet die hogedrukslang niet onder het terras en ook niet door het huis lopen, maar gewoon de tuin in. Waar zou die naartoe gaan? En waar zou die stoppen?”
We besloten om de afvoerpijp te volgen en uit te graven. Allengs zakte dit ding schuiner de grond in. Zo langzamerhand stonden we in een sleuf van wel 5 meter lang en zo’n 70 centimeter diep;  totdat de afvoerpijp ineens een knik maakte en tegen een ondergrondse stenen muur aan leek te botsen.
“Ik denk dat het een soort ondergrondse waterput is” zei ik. “Dat kan bijna niet anders.”
“Je hebt volgens mij gelijk” benadrukte Hans. En zo waar, toen we de stenen muur hadden blootgelegd, konden we zien dat het een oude gierput was. De afvoerpijp zat er onder de grond ingestoken. Gelukkig zat hij met de Franse slag ingesloten. In een mum van tijd waren de stenen losgewrikt. We konden de afvoerpijp nu gemakkelijk omhoog tillen. En, ja hoor, daar zat hij. De hogedrukslang. Ik bevrijdde hem uit zijn klempositie. Zonder enige krachtsinspanning trokken wij hem uit de afvoerpijp vanuit de regengoot weer terug. Hans slaakte een zucht van verlichting: “Dondeju, ik durf dit ding nergens meer in te steken!” “Stel je voor: “Ploeps weg!””

Penopauze

barcelona2011 146Als je 52 bent, en onlangs gescheiden, dan gaat alles even niet van een leien dakje. Je wilt het eigenlijk het liefst allemaal zo snel mogelijk verwerken. Als het kan forceren, maar tegelijkertijd is er ook het besef dat dit alles met emoties gepaard gaat en tijd kost. Veel tijd. Af en toe kijk ik in de spiegel en denk; daar sta je dan: beginnend buikje, grijze haren en een gelaat dat al begint te tekenen.

Onaantrekkelijk? Nee, dat niet. Mocht ik wat meer in de smaak willen vallen bij de andere sexe dan zou ik wel iets aan mijn uiterlijk kunnen doen. Je ziet het wel vaker. Mensen zijn gescheiden en zijn op zoek naar een andere partner. Er komen nieuwe en vlottere kleren aan te pas.De conditie moet worden verhoogd, het uiterlijk moet er verzorgder uitzien en de te vele pondjes moeten eraf. Soms zou ik willen dat ik heel bijzonder en anders was, maar moet constateren dat al deze universele wetmatigheden ook op mij van toepassing zijn.

Ik verlang naar lijfelijkheid. Gek eigenlijk. Je gaat scheiden en verlangt naar lijfelijkheid. Een weg terug is er niet. Het pad dat voor je ligt is nog niet bewandeld. Je laat lijfelijkheid achter. Er is geen lijfelijkheid dat wacht. Daartussen bevindt zich ‘overgang’ denk ik. Als je 52 bent dan zitten veel vrouwen in de overgang. Zouden mannen ook zoiets hebben? Menopauze of penopauze? Of zou penopauze een soort van jaloezie van mannen zijn, dat zij ook graag overgangsproblemen willen hebben? Het zou zomaar kunnen dat penopauze bestaat. Alleen daar waar vrouwen hun vruchtbaarheid verliezen, beginnen mannen gerust aan hun tweede leg. Het lijkt erop dat de grijze haren iets charmants hebben waardoor de aantrekkingskracht op vrouwen toe lijkt te nemen. Ik durf het niet hardop te zeggen, maar stiekem hoop ik dat dit zo is.

Het is allemaal de schuld van de medische wetenschap, veronderstel ik. We leven gewoon te lang. En blijven relatief gezond. Van seks wordt een vrouw niet direct meer zwanger. In een zeker opzicht is het gemakkelijker om een zwangerschap te voorkomen dan om zwanger te raken. Ook dat is te danken aan de medische wetenschap. Er vindt een bevolkingsexplosie plaats en dood gaan wordt een moeizaam proces. Daar weet ook de medische wetenschap goed raad mee, zou je zo denken. Maar dat is nog de vraag. Alleen bij gezond maken en gezond blijven is de zorg ongebreideld, alleen zeggen: ‘Laten we er nu is mee stoppen,’ lijkt een ondraaglijke uitspraak bij een ogenschijnlijk onsterfelijk bestaan. En als we al doodgaan dan wordt dit ‘gevierd’. We staan niet meer te treuren. We zeggen dan dat we een taboe hebben doorbroken. Er is niemand meer die met een sombere stem verhaalt over de zwaarte van het bestaan. Zeker niet. We drinken wijn, gieten champagne over de kist en dansen totdat we er bij neervallen. ‘Zo heeft “Piet” geleefd en zo zou hij het graag gewild hebben. Tjonge neem er nog eentje! Ja, toe maar, op de dood van “Piet”. Zand erover! Morgen weer een ander feestje, maar dan zonder Piet.”

Penopauze. Er ligt een weg achter me. Mijn ‘rugzak’ is gevuld. En er ligt nog een weg voor me. Ik zou alleen graag zien dat ik mijn rugzak langs de weg kon zetten. Echter, op een of andere manier draaien de Goden mij altijd weer een loer, of ze bakken mij een poets. Zo slim als ze zijn: Ze zorgen er voor dat als ik denk een nieuwe overgang genomen te hebben, dat die ‘rugzak’ achter de einder dan toch altijd weer op mij staat te wachten.

Schoffelen, nog eens schoffelen

DSC01006Vanmorgen, toen ik naar een van mijn opdrachtgevers fietste, keek ik ze bij het nemen van een bocht direct in hun ogen. Drie medewerkers van de plantsoenendienst, leunend op hun schoffel. Ze hadden kennelijk net een geanimeerd gesprek gehad, want een olijke blik glinsterde in hun ogen.
‘Hallo heren!’, groette ik joviaal nog voordat ik er zelf erg in had.
‘Hé!’, beantwoordden zij gedrieën. En eer ik het wist, was ik de bocht alweer om.

Kijk dat zijn nog eens gebeurtenissen. Sinds kort heb ik ontdekt hoe belangrijk schoffelen kan zijn. Gisteren sprak ik kort met Gerrit. De zoon van de overbuurvrouw Dinie. Zij woont precies tegenover Hans en Els.
Gerrit is manusje van alles én ook tuinman. Sinds kort is hij werkloos. Ten onder gegaan in de economische crisis. Huis, vrouw en gezin: twee kinderen. In een wirwar van BV’s van bedrijfseigenaren, die een net hebben gestrikt rond zijn werkzaam bestaan, is hij gesneuveld. Alles is netjes georganiseerd, want alle bedrijvigheid draait gewoon door. Alleen de BV waar Gerrit in de loop van de jaren is terechtgekomen, is nu failliet. Er is niks, geen geld en geen goederen. Gerrit liep de afgelopen tijd wat verdwaasd in de rondte. Hans heeft hem aangeboden om hem te helpen op LinkedIn een profiel aan te maken. En een sollicitatiebrief te schrijven, voor als er ergens werk zou zijn. Ik sprak Gerrit aan, toen ik hem tegen het lijf liep: ‘Hé, Gerrit, heb jij je spulletjes bij Hans ingeleverd, zodat hij je kan helpen?’
‘Nee,’ zei Gerrit. ‘Ik heb niet zoveel met papierwerk. Kijk als hij mij zou vragen om te scheppen, heg knippen of schoffelen, dan ben ik wel snel maar met dit niet.

Sinds kort schoffel ik. Hoe kan het nu zo zijn dat als je met iets bezig bent, iedereen met hetzelfde bezig is. Koop je een rode fiets, rijdt iedereen op dezelfde rode fiets. Verdorie, denk je dan, heeft iedereen zo’n ding? Gisteren was er nog een vriend bij mij op bezoek. Sinds kort heeft hij tuinieren ontdekt als ontspanning. ‘Ik kan dan mijn gedachten laten gaan,’ zei hij.
‘Zo is dat,’ antwoordde ik.  ‘Voor mij is dat ook zo. Je schoffelt en je haalt alle onkruid weg. Het is tijdloos maar niet zinloos. Je hoeft niet te denken, alleen maar te luisteren naar het harde staal wat zich schrapend over de aarde beweegt. Precies onder het aardoppervlak doorsnijdt het levensaders van alles wat mij niet bevalt. Verwoestende arbeid tussen bloeiend gewas. Kon zoiets maar in het gewone leven.

Met mijn fiets snor ik langs de Technische Universiteit van Eindhoven. Eerst passeer ik de gele kegelballen. Ooit aangelegd door kunstenaars, omdat de Kennedylaan door hen werd geassocieerd met een kegelbaan. Als ik het universiteitsterrein langszij zie liggen, fantaseer ik over kennis ontwikkelen en schoffelen. Stel nou eens dat zich op dit terrein overal schoffels zouden bevinden? En dat professoren zouden schoffelen en nog eens schoffelen. Daar kan geen koffieautomaat tegenop als ze het zouden hebben over kennisdelen. Ze zouden gedachteloos bezig zijn, op hun schoffels leunen en met elkaar olijk over de vrolijke wetenschap neuzelen. Dan fietste ik gewoon langs en zou roepen: ‘Hallo heren!’ Ze zouden vast en zeker; ‘Hallo,’ terugroepen.
En de vraag: ‘Waar dient dit allemaal voor?’,  zou onbeantwoord blijven.

Kettingzaag

boomstronkenDe week is inmiddels een flink eind op dreef. Morgen is het alweer woensdag. Ik kijk met plezier terug op afgelopen weekend. Zaterdag heb ik samen met Els geprobeerd om de boomstronk weg te krijgen. Voor haar alleen was hij in ieder geval te zwaar. We waren samen op www.vaaggrond.nl , want Hans was naar Rotterdam, naar zijn zoon Joeri. Die had namelijk ‘bedacht’ dat hij aandacht tekort kwam. Toen Hans zich dat als verwijt aan had getrokken, veranderde het dagje leuk, dat zij beiden hadden uitgedacht, langzamerhand in een dagje klussen. Op het laatst had Joeri een flink beladen programma ontworpen. Alles was in een strak tijdschema neergezet. Een van de eerste klussen was om ergens stoeptegels voor de tuin van Joeri op te halen. Hij had ze via Marktplaats op de kop getikt. Gratis. Wel een flink eind uit de buurt. Maar goed: voor niks! Alleen toen Hans ze zag, moest hij wel even slikken, want acht centimeter dik! Twee keer zo dik als een gewone stoeptegel. “Meer iets om met een Leopardtank over heen te rijden” zei Hans.  “Laat ze alsjeblieft liggen, want met mijn aanhangwagentje zullen we minstens vier keer heen en weer moeten rijden. Dan hebben we aan het eind van de dag nóg maar 10 m2 gelegd. Dat is een half uur heen. Uitladen. Een half uur terug en dan weer inladen. We zijn wel een dag bezig, Joeri. Als mijn aanhangwagentje het onderweg al niet begeeft. Hier is geen beginnen aan!”
Hans taste in zijn buidel, reed naar de eerste de beste bouwmarkt en lade het aanhangwagentje vol met nieuwe stoeptegels. 

Die zaterdag stonden Els en ik samen te sjorren aan een boomstronk. De kettingzaag moest erbij te pas komen. We hebben Hans gebeld en gevraagd wat voor benzine en olie er in zo’n ding moest, waar hij hem had staan, en hoe je hem aan de praat moest krijgen. Ik heb nog nooit zoiets gedaan namelijk. 

Vo goede moed trok ik aan de startkabel.Ik schrok mij een hoedje toen het ding daadwerkelijk startte. Ik zag de zaagtanden gevaarlijk ronddraaien. Doodeng. Experimenteren prima, maar jezelf elimineren? Liever niet! Doodeng.

Zondagmorgen arriveerde ik bijtijds op Vaaggrond. Hans zat achter het huis; in het zonnetje en beschut tegen een koude voorjaarswind. Hij dronk een kom melk en smikkelde van een  banaan. Met volle mond en een grote grijns wees hij op zijn banaan en zei: “Jij ook een fruithapje!?”
“Nee” antwoordde ik. “Jij moet er nog van groeien.”
Tegelijkertijd wees ik naar mijn beginnend buikje, dat ik weg moest zien te krijgen.
Ik vertelde over ons avontuur met de kettingzaag.
“Begrijpenlijk” zei Hans. “Niet aan beginnen als je niet op z’n minst weet hoe je met zo’n ding om moet gaan. Ik zal het wel doen.”

Hans trok met een behendige ruk aan het startkoord van de kettingzaag. Het gevaarlijke ding begon direct te knetteren. Na 10 minuten geconcentreerd zagen, lag de stronk in stukken. Hij drukte ze behendig uit de kuil en rolde ze het straatje op.
“Waar haalt zo’n beleidsontwikkelaar de kracht vandaan?” vroeg ik hem.
“Ach, ik schrijf door de weeks nogal zware stukken” zei hij. “Daar zal het wel mee te maken hebben.” Hij keek mij wat gekscherend aan. Nu ken ik hem wel een beetje, maar vaak weet je bij Hans niet of je dat wat hij zegt serieus moet nemen of niet.  Ik draaide mij om en ging schoffelen. Toen ik de Lelietjes van Dalen rook, dacht ik aan haar. Een zoete frisse geur.  Met volle teugen snoof ik die heerlijke lucht – vol van beloften – naar binnen en … genoot.

Speech

boomstronkVanavond ben ik bij Hans en Els langs gefietst. Morgen is Hans er niet, en ik wil een beetje aan de slag. Met zijn technische inzicht kan ik een klus oppakken en weet dan ook hoe ik dit het allerbeste kan gaan doen. Toen ik het perceel op kwam fietsen, zag ik dat Els aan het werk was.
Ze stond een boomstronk uit te graven. Jéetje, niet zo kleintje ook.

‘Wat ben jij nu aan het doen?’ vroeg ik.
‘Ja’, antwoordde Els. ‘Dat zie je toch. Ik ben aan het ontwortelen.’ Ze lachte erbij.

‘Toemaar,´ reageerde ik.
´Laten we het vooral letterlijk en niet figuurlijk nemen,´antwoordde ik bedachtzaam.
Waar is Hans´ vroeg ik.
‘Die is in de schuur.’
Inderdaad. Hans stond in de schuur schroefjes te sorteren.

´Ha, die Hans!´ riep ik hem toe. ´Hoe ging het met je afscheidsspeech van Jeanne gisterenavond?
‘Oh’, wel goed denk ik,’ antwoordde hij. Ik geloof dat wij Jeanne en Miep wel blij hebben gemaakt door hen een kunstzinnig arrangement aan te bieden.
‘En liep je verhaal tijdens het afscheidsetentje een beetje lekker? Je was toch bang dat je de draad kwijt zou raken? ‘Ja,’ reageerde hij. ‘Dat is zo; maar ik het opgebouwd zoals jij mij adviseerde.’

‘Ik had mijn verhaal in drie stukken opgedeeld. Kijk als een collega met pensioen gaat, dan is dat in iemands leven toch een hele overgang. Eerst stond ik stil bij hoe ze haar werk deed. Nou, daar kon ik alleen maar complimenteus over zijn. Ik heb jaren met haar op dezelfde kamer gewerkt. Zij was als accountant altijd uiterst geconcentreerd, cijfermatig zeer analytisch en werkte zich een slag in de rondte.

Jeanne afscheidAf en toe stak ze haar grijze hoofd boven haar monitor uit en dan hadden we persoonlijke gesprekjes. Diepgaand en warm. Over onszelf, onze naasten en hoe je probeert om een weg in het leven te vinden. Waar ik echt goed bij stil heb gestaan, is hoe ze mij een keer door een crisis heen heeft geholpen. Op een of andere manier liep ik vast in een ingewikkeld dossier. Ik was zo’n beetje de wanhoop nabij.
“Laat mij eens doen.” zei ze. En binnen enkele dagen stond alles perfect op de rails. Ze nodigde me uit om samen te lunchen, bij V&D in het centrum van Eindhoven. Ze gaf mij zorgvuldig feedback. Wat kon anders en beter. En, ik moet zeggen: Ze had gelijk. Alle adviezen heb ik opgevolgd. Daarna liep het met mij een stuk beter. Ik ben haar daar nog steeds heel dankbaar voor. Ja, en dan het persoonlijke: Je zult aan de bak moeten jongen. Het leuke is dat Miep, haar vrouw, mij vlak voor mijn speech vertelde dat ze graag een keer naar Vaaggrond wilde. Het in ieder geval één keer mee wilde maken. Nou, dat arrangement dat jij samen met Els voor hen beiden hebt samengesteld, viel écht in goede aarde.’

‘Vaaggrond en goede aarde, verdragen elkaar slecht,’ reageerde ik met een grote grijns. Althans die probeerde ik op mijn gezicht te laten verschijnen.
‘Grapjas’, reageerde Hans. ‘Vaaggrond verwijst naar een vruchtbare humuslaag die ooit is ontstaan door agrarische activiteiten. Door de eeuwen heen is deze laag onder het zand verdwenen, maar wij halen hem helemaal naar boven. Het wordt een vruchtbare humuslaag voor kunstzinnige en artistieke activiteiten.’
‘Oh,’ zei ik quasi verontwaardigd. ‘Dan heb je nog heel wat werk voor de boeg. Kijk maar eens naar de kuil waar Els de boel aan het ontwortelen is. Allemaal zand!
‘Morgen aan de bak jongen,’ reageerde Hans trefzeker. ‘Als je wilt, kun je Els verder helpen de stronk uit te graven. Vergeet ook niet om Jeanne via Facebook een vriendschapsverzoek te sturen. Ik heb haar beloofd dat je dat zou doen. Dan kan ze alvast kennis met je maken.’
‘Okido’, zei ik. Ik loop nog even door de tuin, om te zien hoe de bessenstruiken erbij staan.

Dode dieren

Dode vogel (beste)Inmiddels loop ik een weekje rond op Vaaggrond. Het bevalt me goed moet ik zeggen.
Ik leer een hoop bij, want weet vaak niet zo goed hoe ik naar hedendaagse kunst moet kijken. Vaak denk ik: Is dit nu kunst? Of waarom staat dit ding hier in het museum?
Als kunstkenners er dan iets over vertellen dan kan ik het toch beter plaatsen.
Als ik heel eerlijk ben dan ligt mijn voorkeur bij de literatuur. Het voordeel is dan dat je een en ander over kunst kan lezen. Bij Hans ligt dat anders. Hij leest graag, is gegrepen door kunst en kan er dan ook nog eens boeiend over vertellen. Die kan kletsen zeg! Ik sprak laatst iemand in D’ Ouwe School in Oerle en die vond dat ook. ‘Ja die man kan praten,’ zei zij. ‘Als je dan naar de kunstwerken kijkt dan gaat het als het ware voor je leven. Maar eerlijk gezegd, vind ik zijn praatje veel leuker dan al die kunstwerken bij elkaar.’ Waar ik me nu mee bezig houd, is de vraag wat kunst nu tot kunst maakt. Dat is een lastige vraag, daar ben ik wel achter gekomen. Eigenlijk wil ik mijn hoofd daar ook niet teveel mee pijnigen. Het moet namelijk ontspanning blijven.

Maar Els en ik hebben er toch flink over zitten bomen. Dit kwam naar aanleiding van de twitter van Paula Kool (@Koolfloraal) van vandaag. Dit triggerde mij en ik besloot om haar facebooksite eens te bekijken. Met Els sprak ik over de waarde van deze vorm van werken.
Toch een beetje vreemd, vond ik.

‘Ja?’, zei Els vragend onderzoeken. ‘Kijk, Paula probeert op een of andere manier vergankelijkheid zichtbaar te maken. En vergankelijkheid is de overgang van de bestaande fase naar het niet bestaande. Kijk kunstenaars proberen iets vast te leggen, wat eigenlijk nieuw is. Iets wat tot nu toe nog niet is gelukt. Het is zoiets als een musicus die zoekt naar een nieuwe compositie, nieuw soorten klanken of sound. Of de dichter die zijn gevoelens onder woorden en over probeert te brengen. Het gaat dus niet zozeer om die klanken, of om die woorden, maar om wat ze precies bij je teweegbrengen.’

Zij vertelde dat zij zich eveneens heel intens in het onderwerp vergankelijkheid verdiept heeft.
‘Eigenlijk probeert kunst iets zichtbaar te maken, op een nieuwe en unieke manier. Soms zit het niet in het werk zelf, maar in de nieuwe wijze van kijken dat een bepaald kunstwerk met zich meebrengt. Ik zal je eens wat laten zien.‘
Ze snelde naar haar kamer, om vervolgens met een stapeltje foto’s terug te komen die aansloten op het werk van Paula. Allemaal dode dieren, maar niet naar om naar te kijken. Tijdens ons gesprek kreeg ik steeds meer respect voor haar zoektocht. In overleg met Els besloten wij om de facebooksite van Paula te liken. Nadat ik dat had gedaan, kregen we snel een boodschapje van Paula terug dat ze ons waardeerde. ‘Lieve mensen van Vaaggrond’, noemde ze ons. Het sprak haar aan dat zij als kunstenaar steunend werd toegesproken in deze lastige tijd. Zo zie je maar. Wie goed doet, goed ontmoet.

Rapunzel

blauwe nagelsGisterenavond was ik op een receptie. Mensen die elkaar kenden, ontmoeten elkaar. Ik voelde me meer een buitenstaander.

Ik zat al een tijdje aan de bar, toen ze binnenkwam en vond ik haar direct prachtig. Ze had blond lang haar, haar huid was roomwit en ze droeg opvallende sierraden aan haar vingers. Deze vrouw moest wel Rapunzel zijn, de prinses die haar lange haren uit het torenraampje liet hangen opdat ze bevrijd kon worden. Gebiologeerd nam ik haar in mij op. Haar gulle lach, haar dartelende manier van bewegen.

Ze ging zitten en sprak direct met mensen. Waar het over ging is mij nog steeds niet duidelijk. Daar was de afstand iets te groot voor.  Ze lachte beminnelijk. Af en toe sloeg ze haar handen voor haar wangen en wende haar gezicht af. Mocht niemand zien dat ze bloosde?  Af en toe kreeg ze het kennelijk warm. Ze stond dan half op en trok met een wijds gebaar haar trui over haar hoofd. Haar lichaam kronkelde daarbij alsof ze aan het buikdansen was. Onderwijl ving ik een glimp op van haar rond gevormde borsten.  Als het gesprek kennelijk spannende wendingen aannam dan draaide ze met haar vingers in haar haar. Net alsof ze krullen wilde maken. Het lukte mij niet om mijn ogen van haar af te houden, en toen ze naar de toilet liep, zag ik haar: robuust; dartelend en een spring in het veld. Of fantaseerde ik dat allemaal?

Op een gegeven moment ging ze een woordenwisseling aan met de ober. Ze wilde gewoon kraanwater, maar kreeg het niet. ‘Nee mevrouw, alleen bronwater uit een flesje’, en hij somde een aantal merken op. Ze keek hem met blikken vol verontwaardiging aan. Uiteindelijk legde ze zich erbij neer, want ik hoorde haar zeggen: ‘Nou ja, u kan er eigenlijk ook niks aan doen dat het hier zo is.’ Ik zag de ober opgelucht ademhalen.

Ik rook opeens Lelietjes van Dalen. Heerlijk, op www.vaaggrond.nl staan de Lelietjes van Dalen in de volle bloei. Daarom herken ik de geur ook zo goed. Ik heb ze her en der geplukt en in een vaasje op tafel gezet.

Ik nam me voor om met haar in contact te treden. Nu of nooit , dacht ik, en stapte trefzeker op haar af. ‘Owen van Buuren’, zei ik, ‘mag ik mij voorstellen?’
Ze keek mij met haar prachtige blauwe ogen aan en reageerde: ‘Ja, natuurlijk, ken ik u ergens van? Ik heet Jolanda.’
‘Hmm’, zei ik, ‘natuurlijk. Weet je nog, vanuit ons vorige leven. Toen hebben wij elkaar noodgedwongen los moeten laten, maar afgesproken dat wij elkaar hier tegen zouden komen. Nou, en, belofte maakt schuld. Dus hier ben ik.’
Ze keek me onderzoekend aan, en vroeg: ‘Wat voor sterrenbeeld heb je?’
‘Waterman’, antwoorde ik.

‘Hemel, een waterman’, riep ze, ‘vreselijk!
‘Is dat erg?
‘Heel erg’,  benadrukte ze quasi gekscherend en wende zich tot haar gespreksgenoten.  Het leek erop alsof ik daarna voor haar niet meer bestond.

Een beetje aangeschoten belde ik een taxi. Ik kroop thuis vlug in bed. Het beeld dat ik van haar had, stond mij duidelijk voor ogen. Jolanda, dat is een mooie naam, dacht ik nog en ben in slaap gevallen. Vandaag ga ik maar eens schoffelen. Proberen om wat pondjes kwijt te raken én wat eelt in mijn handen zien te kweken.

 

Schouderklopje

Met een krachtige trap duwde ik mijn spade in de grond.
Maar bij mijn eerste spaai stootte ik direct op stenen die mijn spade akelig lieten knarsen.
Bij doorgraven bleek de oorspronkelijke bouwer van de bungalow, aan de Kleine Vliet, cement en overtollige bakstenen in de grond gestort te hebben.

Leuk! Ik sta op het punt om aan de slag te gaan op Vaaggrond.
De klus waar ik voorstond was het opgraven van bouwafval. Maar zoveel? Daar had ik niet op gerekend.

‘Zand erover?’ vroeg ik weifelend aan Hans. Hij stond mijn geploeter kritisch belangstellend gade te slaan.
‘Nee,’ zei hij beslist. ‘Je ziet maar, als onze voorouders stenen laten vallen dan zullen nieuwe generaties daarover kunnen struikelen. Zeker als ze dit stiekem hebben verborgen.”
‘O, zei ik. ‘Is dat zo?’

‘Jazeker’, antwoordde hij resoluut. ‘Ik heb veel mensen geholpen, ook met hun tuin. Vaak vond ik onder de grond verstopte troep. Je wilt niet weten wat ik allemaal al op dit perceel heb opgegraven: vuilniszakken met inhoud, wringers van oude wasmachines, een weckfles met stinkend gif  die ik niet verwachtte en daarom stuk stootte.  Je kunt het zo gek niet bedenken. Ik heb mij zelfs laten vertellen dat hier in de buurt hele auto’s in de grond gestopt zouden zijn. En vertel dat maar niet aan die kunstenaars hier. Zij zijn gek genoeg om dat allemaal naar boven te spaaien en er ook nog iets bijzonders van te maken.  Op zich niet erg, maar als het om ondergrondse troep gaat, dan kun je dat maar beter niet naar boven halen. Gewoon je hoofd omdraaien en doen alsof je niets ziet. Alleen als je het ziet: uitspitten en opgraven en niets verstopt houden.’

‘Van mij geen woord,’ zei ik. Niet alleen omdat ik de relatie met Hans goed wilde houden, maar ook omdat ik bang was dat ik dan mee zou moeten spaaien. Een héle auto. Ik moest daar nu even niet aan denken.  Onder het praten door tastte ik hier en daar met mijn schop de grond af. De knarsende geluiden stelden mij niet gerust.
‘Goed,’zei ik tegen Hans.’Waar staat de kruiwagen. Ik voer die rommel af naar de poort en knikker het daar neer. Daarna brengen wij het wel een keer samen naar de milieustraat.’
Hans knikte instemmend.
‘Dank je,’ zei hij, en gaf mij een vriendschappelijk klopje op mijn schouder. ‘Dan ga ik verder met het aanleggen van de waterleiding. Dat moet ook gebeuren.’
Hij slenterde weg. Ik keek hem na en zag dat hij her en der de bloeiende planten in zich op stond te nemen.

Hier sta ik dan. Owen van Buuren. Een beetje tuinieren. Gewoon voor mijn plezier.  Hans werkt als senior beleidsontwikkelaar Onderwijs & Jeugd bij de gemeente Eindhoven. Ik ben zelfstandig organisatieadviseur.  We hebben een en ander gemeen. Soms lijkt het erop dat we, ieder van ons, uit twee verschillende mensen bestaan: denkers én doeners. Twee tegenpolen verenigd in één mens. Mensen die naast denkwerk ook iets met hun handen willen doen. Creatief en ambachtelijk, dat hebben we gemeen. We zijn elkaar tegengekomen tijdens een reisje naar het Europees parlement in Brussel. We waren uitgenodigd voor een lobby over maatschappelijke vraagstukken. Onderweg raakten we aan de praat, over onszelf en onze levens. Er groeide vriendschap. Als Hans sprak over Vaaggrond;  de eindejaarsexposities, de ontwikkeling van kunstenaars en hun werk, dan kon ik daar enthousiast van worden.  Ik wilde daarbij betrokken zijn; er onderdeel van uit maken.

Mijn idee bestond er uit om Vaaggrond nóg sterker te maken. De website verder op en uit te bouwen, een Facebook pagina op te bouwen en veel beter te twitteren. Kunst roept discussie op en kun je dan ook niet veel beter starten met prikkelen?
Hoever kun je eigenlijk gaan, als het gaat om social media. Waar ligt de moraal en waar het verhaal. Wie en wat kom je allemaal tegen? Neem twitter. Je kunt en mag een boodschap verzenden met 140 karakters. Hoe snel zijn er misverstanden? Wie gaan je volgen en welke verhalen ontstaan er.

Hans aarzelde sterk: ‘Schrijven. bloggen, twitteren? Over jezelf, Els, mij en Vaaggrond? Eerlijk gezegd, heb ik het daar niet zo op.  Ik Owen van Buuren, stond in hét onbegrensde museum zonder muren ‘Vaaggrond’. Ik  had een spa in mijn hand en werkte door totdat de eerste zweetdruppeltje op mijn voorhoofd parelden. Het begon zachtjes te regenen. Heerlijk.

Mijn mobieltje ging over. Het was Hans. “Hans?” mompelde ik. Het is hier wel groot, maar elkaar opbellen? Is dat niet een beetje overdreven?
“Kom je koffie drinken? ” vroeg hij. “Het regent nu toch!”
Ik liep over het perceel naar de bungalow van Hans en Els. Onderwijl zag ik dat er rook uit de schoorsteen kringelde. Hier ontstond het begin van een avontuur.