Schoffelen, nog eens schoffelen

DSC01006Vanmorgen, toen ik naar een van mijn opdrachtgevers fietste, keek ik ze bij het nemen van een bocht direct in hun ogen. Drie medewerkers van de plantsoenendienst, leunend op hun schoffel. Ze hadden kennelijk net een geanimeerd gesprek gehad, want een olijke blik glinsterde in hun ogen.
‘Hallo heren!’, groette ik joviaal nog voordat ik er zelf erg in had.
‘Hé!’, beantwoordden zij gedrieën. En eer ik het wist, was ik de bocht alweer om.

Kijk dat zijn nog eens gebeurtenissen. Sinds kort heb ik ontdekt hoe belangrijk schoffelen kan zijn. Gisteren sprak ik kort met Gerrit. De zoon van de overbuurvrouw Dinie. Zij woont precies tegenover Hans en Els.
Gerrit is manusje van alles én ook tuinman. Sinds kort is hij werkloos. Ten onder gegaan in de economische crisis. Huis, vrouw en gezin: twee kinderen. In een wirwar van BV’s van bedrijfseigenaren, die een net hebben gestrikt rond zijn werkzaam bestaan, is hij gesneuveld. Alles is netjes georganiseerd, want alle bedrijvigheid draait gewoon door. Alleen de BV waar Gerrit in de loop van de jaren is terechtgekomen, is nu failliet. Er is niks, geen geld en geen goederen. Gerrit liep de afgelopen tijd wat verdwaasd in de rondte. Hans heeft hem aangeboden om hem te helpen op LinkedIn een profiel aan te maken. En een sollicitatiebrief te schrijven, voor als er ergens werk zou zijn. Ik sprak Gerrit aan, toen ik hem tegen het lijf liep: ‘Hé, Gerrit, heb jij je spulletjes bij Hans ingeleverd, zodat hij je kan helpen?’
‘Nee,’ zei Gerrit. ‘Ik heb niet zoveel met papierwerk. Kijk als hij mij zou vragen om te scheppen, heg knippen of schoffelen, dan ben ik wel snel maar met dit niet.

Sinds kort schoffel ik. Hoe kan het nu zo zijn dat als je met iets bezig bent, iedereen met hetzelfde bezig is. Koop je een rode fiets, rijdt iedereen op dezelfde rode fiets. Verdorie, denk je dan, heeft iedereen zo’n ding? Gisteren was er nog een vriend bij mij op bezoek. Sinds kort heeft hij tuinieren ontdekt als ontspanning. ‘Ik kan dan mijn gedachten laten gaan,’ zei hij.
‘Zo is dat,’ antwoordde ik.  ‘Voor mij is dat ook zo. Je schoffelt en je haalt alle onkruid weg. Het is tijdloos maar niet zinloos. Je hoeft niet te denken, alleen maar te luisteren naar het harde staal wat zich schrapend over de aarde beweegt. Precies onder het aardoppervlak doorsnijdt het levensaders van alles wat mij niet bevalt. Verwoestende arbeid tussen bloeiend gewas. Kon zoiets maar in het gewone leven.

Met mijn fiets snor ik langs de Technische Universiteit van Eindhoven. Eerst passeer ik de gele kegelballen. Ooit aangelegd door kunstenaars, omdat de Kennedylaan door hen werd geassocieerd met een kegelbaan. Als ik het universiteitsterrein langszij zie liggen, fantaseer ik over kennis ontwikkelen en schoffelen. Stel nou eens dat zich op dit terrein overal schoffels zouden bevinden? En dat professoren zouden schoffelen en nog eens schoffelen. Daar kan geen koffieautomaat tegenop als ze het zouden hebben over kennisdelen. Ze zouden gedachteloos bezig zijn, op hun schoffels leunen en met elkaar olijk over de vrolijke wetenschap neuzelen. Dan fietste ik gewoon langs en zou roepen: ‘Hallo heren!’ Ze zouden vast en zeker; ‘Hallo,’ terugroepen.
En de vraag: ‘Waar dient dit allemaal voor?’,  zou onbeantwoord blijven.